Van pensioenakkoord naar ABP-pensioenregeling 2026
Sociale partners in de overheids- en onderwijssectoren en ABP streven naar een nieuwe pensioenregeling op 1 januari 2026. Hiervoor moeten de sociale partners in 2023 definitieve afspraken hebben gemaakt.
Een nieuwe ABP-pensioenregeling is nodig vanwege het pensioenakkoord en het daaruit voortvloeiende wetsvoorstel Toekomst pensioenstelsel dat op 30 maart 2022 naar de Tweede Kamer is gegaan. Het kabinet wil de gewijzigde pensioenwet uiterlijk 1 januari 2023 in werking laten treden.
Sociale partners in de Pensioenkamer willen begin 2023 een onderhandelaarsakkoord bereiken over de ABP-pensioenregeling 2026. Om dit te bereiken worden in oktober voorlopige keuzes gemaakt over de contouren van de pensioenregeling. Dit betreft het ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen. Voor het ouderdomspensioen van de ABP-pensioenregeling 2026 moeten sociale partners in de Pensioenkamer een antwoord geven op de volgende vragen:
- Wat wordt de premie?
- Hoe hoog wordt het gewenste ouderdomspensioen (pensioendoelstelling)?
- Met welke kans moet die pensioendoelstelling gehaald worden (acceptabele kans)?
Onderhandelingen
De werkgevers binnen ZPW hebben een aantal uitgangspunten en afwegingen op een rij gezet. Die uitgangspunten en afwegingen vormen de basis voor de werkgeversinzet bij het gesprek in de Pensioenkamer.
De ZPW-organisaties vinden het belangrijk dat de ABP-pensioenregeling aansluit bij de maatschappelijke rol van de ZPW-sectoren. Dit brengt mee dat, naast het stimuleren van duurzaam en verantwoord beleggen in en buiten Nederland door ABP, het pensioencontract solidaire kenmerken moet hebben. Het is belangrijk dat de pensioenregeling aansluit bij de vele varianten aan samenlevingsvormen en dat de pensioenregeling het mogelijk maakt voor alle medewerkers om een goed pensioen op te bouwen.