

Onderwijshuisvesting
De vernieuwing van schoolgebouwen zit muurvast. Dat is een probleem omdat goede en duurzame onderwijshuisvesting cruciaal is voor goed onderwijs. Gemeenten en schoolbesturen hebben de Rijksoverheid hard nodig om deze impasse te doorbreken. Alleen als de Rijksoverheid zorgt dat gemeenten en schoolbesturen fors kunnen investeren en verantwoordelijkheden helder worden belegd, kan verder worden gebouwd aan goed onderwijs voor alle kinderen.
Op deze pagina

Informatie over Onderwijshuisvesting
Gebouwbeheer

Kom in actie voor goede schoolgebouwen

Duurzame schoolgebouwen

Goed onderwijs vraagt om goede huisvesting

Onze standpunten over Onderwijshuisvesting
-
Heldere taakverdeling tussen gemeenten en schoolbesturen
Goede en duurzame onderwijshuisvesting essentieel is voor het bieden van kwalitatief hoogstaand onderwijs. Helaas stagneert de vernieuwing van schoolgebouwen door een combinatie van onduidelijke verantwoordelijkheden tussen gemeenten en schoolbesturen en een gebrek aan voldoende financiering. Dit belemmert de noodzakelijke vernieuwing en renovatie van schoolgebouwen, die vaak niet meer voldoen aan de moderne eisen van onderwijs en duurzaamheid.
Om deze problemen aan te pakken, pleit de PO-Raad voor een heldere taakverdeling tussen gemeenten en schoolbesturen. Duidelijke afspraken over verantwoordelijkheden bij nieuwbouw, renovatie en onderhoud zijn noodzakelijk om efficiënt samen te werken en om ervoor te zorgen dat schoolgebouwen tijdig worden gemoderniseerd.
De huidige middelen schieten tekort om te kunnen investeren in kwalitatief hoogwaardige en toekomstbestendige schoolgebouwen, waardoor veel plannen blijven steken in de ontwerpfase. Structurele financiering vanuit de Rijksoverheid is onmisbaar.
De PO-Raad zet zich ook in voor wetswijzigingen die bijdragen aan betere huisvesting. Het gaat dan om het opnemen van renovatie als expliciete voorziening in de wet en het bevorderen van integrale huisvestingsplannen (IHP’s). Deze plannen moeten ervoor zorgen dat scholen beter kunnen inspelen op moderne onderwijsbehoeften en duurzaamheidseisen. In dit kader ondersteunt de PO-Raad ook innovatieve projecten zoals het Innovatieprogramma Onderwijshuisvesting (IPOHV). Met een budget van €96 miljoen biedt dit programma schoolbesturen de kans om te experimenteren met vernieuwende renovatie- en nieuwbouwprojecten.
Instrumenten voor Onderwijshuisvesting
Verwerking kosten

Handvatten onderwijshuisvesting

Cijfers over onderwijshuisvesting

Bereken gemiddelde schoolgrootte

Veelgestelde vragen
-
Is een fusie-effectrapportage vereist bij minder dan 500 leerlingen?
De motieven om toch een FER te verlangen bij een fusie tussen scholen of besturen zijn uitgebreid beschreven in de Memorie van toelichting bij het wetsvoorstel.
In lijn met het advies van de Onderwijsraad is de fusie-effectrapportage primair een instrument voor de belanghebbenden om inzicht te krijgen in motieven, doelen en effecten, en om daarop invloed te kunnen uitoefenen. Voor het bestuur dient de fusie-effectrapportage om draagvlak onder de belanghebbenden te verwerven. Het is een vorm van transparantie waarmee het bestuur (van zowel rechtspersonen als onderwijsinstellingen) zich verantwoordt over fusievoornemens.
De volgende elementen dienen in een fusie-effectrapportage aan de orde te komen:
- De motieven voor de fusie:
- wat zijn de beweegredenen, is er bijvoorbeeld een noodzaak om te fuseren?
- heeft het bestuur alternatieven voor een fusie onderzocht, heeft het andere rechtsvormen overwogen?
- wanneer vindt het fusieproces plaats en over welke periode strekt de fusie zich uit?
- Doelen en effecten:
- wat wil het bestuur bereiken, bijvoorbeeld een hogere kwaliteit of meer keuzemogelijkheden voor leerlingen of studenten?
- zijn er gekwantificeerde doelen?
- welke effecten verwacht het bestuur dat zullen optreden?
- welke onbedoelde neveneffecten kunnen optreden, bijvoorbeeld op het schoolklimaat en de betrokkenheid van leerlingen, ouders, studenten en personeel?
- Effecten van de fusie op spreiding en omvang van onderwijsvoorzieningen in de regio:
- bij dit punt geeft het bestuur aan wat de gevolgen zijn voor de bereikbaarheid en toegankelijkheid van voorzieningen en voor de overzichtelijkheid van die voorzieningen.
- voor de bve-sector en het hoger onderwijs geeft het bestuur eveneens aan wat de gevolgen zijn voor het afnemend veld en het regionaal bedrijfsleven.
- Effecten van de fusie op diversiteit:
- bij dit punt geeft het bestuur aan hoe hij waarborgt dat in een bepaalde regio variëteit van het onderwijsaanbod blijft bestaan of zelfs groter wordt door de fusie. Daarbij gaat het zowel om diversiteit op het niveau van onderwijsinstellingen als om het niveau van opleidingen of vestigingen. Bij dat laatste gaat het om wat men zou kunnen noemen «interne keuzevrijheid»: de mogelijkheid om te kiezen uit een gevarieerd onderwijsaanbod binnen een bestuurlijke eenheid.
- Effect op keuzevrijheid:
- hebben leerlingen, hun ouders en studenten een reële keuze uit onderwijsinstellingen van een bepaalde richting?
- De kosten en baten van de fusie:
- welke financiële kosten en baten treden op, is de continuïteit voldoende gewaarborgd, wat zijn de risico’s?
- welke niet-financiële kosten en baten treden op?
- Effecten op het personeel, de leerlingen/studenten en de ouders:
- gevolgen voor voorzieningen;
- wat betekent de fusie voor arbeidsvoorwaarden, personeelsbeleid en medezeggenschap?
- wat zijn de gevolgen voor betrokkenheid van leerlingen, voor hun motivatie en mogelijkheden voor medezeggenschap?
- wat zijn de gevolgen voor de betrokkenheid van ouders (in ieder geval in het funderend onderwijs)?
- Op welke manier de fusie wordt gecommuniceerd en geëvalueerd:
- op welke manieren en via welke kanalen worden de belanghebbenden betrokken bij het fusieproces? De betrokkenheid en instemming van de medezeggenschapsorganen volstaat niet altijd. Het kan nodig zijn om naast medezeggenschap de belanghebbenden op andere manieren te betrekken bij het fusieproces.
- wanneer en hoe vindt een evaluatie plaats of de doelen zijn bereikt en welke effecten zijn opgetreden, vooral op de punten van spreiding, omvang, variëteit, keuzevrijheid?
Als de fusie effectrapportage deze elementen bevat, kunnen de belanghebbenden zich een goed oordeel vormen over de noodzaak of wenselijkheid van een fusie en zijn ze optimaal betrokken. Dat is het belangrijkste doel van de fusie effectrapportage. Daarmee geven we ruimte aan de autonomie van instellingen en het zelfregulerend vermogen van de sector. De rapportage is een instrument dat de «checks & balances» rond een instelling versterkt.
Het bestuur kan de opsomming van noodzakelijke onderdelen van de fusie effectrapportage naar eigen inzicht uitbreiden. De medezeggenschap kan ook om aanvullingen vragen.
Daarnaast is de fusie effectrapportage een middel voor de minister om te toetsen of instellingen een zorgvuldig proces hebben doorlopen. Het gaat om de vraag of het voornemen om te fuseren voldoende is gelegitimeerd onder de belanghebbenden. De minister toetst daartoe of de fusie effectrapportage voldoet aan de formele eisen die hij daaraan stelt. Op een aspect zal de minister echter ook materieel toetsen, namelijk of keuzevrijheid voldoende is gewaarborgd.
De fusie effectrapportage wordt voorgeschreven bij ieder voornemen van fusie van besturen of instellingen. Ook voor de fusies in het basisonderwijs die zich voltrekken onder de ingestelde toetsdrempel, wordt de rapportage verplicht. Hierdoor wordt in alle gevallen gewaarborgd dat fusiebeslissingen in nauw overleg met alle belanghebbenden tot stand komen. Voor de fusie effectrapportage wordt een aanvraagformulier met toelichting ontwikkeld. Zo ligt de vorm vast. Een vast format versnelt de procedure en vergemakkelijkt het opstellen van een dergelijke rapportage. Dat vermindert dus de bureaucratische lasten voor zowel de onderwijsinstellingen als de toetsende instantie.
- De motieven voor de fusie:
-
Is de school voor en na schooltijd verantwoordelijk voor overstekende kinderen op de openbare weg bij school?
Dat is sterk afhankelijk van de omstandigheden. De school moet zich aantoonbaar inspannen om ouders en leerlingen te wijzen op gevaarlijke omstandigheden in en om de school.
De aansprakelijkheid van scholen en leraren voor schade van hun leerlingen noemen we toezichthouderaansprakelijkheid. De school (toezichthouder) heeft een verhoogde zorgplicht in verband met de bijzondere relatie tussen school en leerlingen. De toezichthoudersaansprakelijkheid staat beschreven in artikel 6:162 BW.
Bij geen of slecht toezicht kan de school aansprakelijk wordem gesteld. Dat toezicht is niet alleen tijdens de lessen, maar ook de periodes buiten de lessen zoals vlak voor en na schooltijd, tijdens pauzes en tussenuren. Meestal wordt 15 minuten voor en na schooltijd gebruikt, maar dat is arbitrair. De school is verplicht haar beleid te evalueren, te inventariseren en te verbeteren met een schoolveiligheidsplan. Hoe beter de school dat doet en zich houdt aan de wettelijke regels, hoe kleiner de kans dat er schade ontstaat. In het geval dat er schade ontstaat, is de kans dat de school en/of haar medewerkers aansprakelijk kan worden gesteld kleiner naarmate de veiligheidsvoorschriften beter zijn ngeleefd. De school kan dan aantoonbaar bewijzen dat er alles aan is gedaan om te voorkomen dat de schade ontstaat.
-
Zijn er beperkingen van eigendomsrechten bij schoolgebouwen?
Ja, de Wet op het primair onderwijs kent een aantal beperkingen voor de eigenaar van het gebouw. Zo mogen schoolgebouwen niet:
- Worden verkocht.
- Worden gevestigd met het recht van hypotheek.
- Zonder toestemming van de gemeente worden verhuurd.
- In gebruik worden gegeven voor (een deel van de) huisvesting.
-
Welke delen en bezittingen van onze school moet ik op gezette tijden laten keuren?
Zaken die verplicht moeten worden gekeurd:
- Speeltoestellen speellokaal (jaarlijks)
- Speeltoestellen buitentoestellen (jaarlijks). Het advies is om het bestuur zelf elk kwartaal een controle te laten doen.
- Brandmeldinstallatie - als er een geldig certificaat moet zijn volgens de gebruiksvergunning;
- CV- installatie en gasleidingen als het vermogen groter is dan 110 Kw (elke 4 jaar)
- Valbeveiliging op het dak als die aanwezig is (jaarlijks)
- NEN 3140 keuring (elke 3 jaar, elektriciteitsinstallatie en gereedschappen).
- Zaken die onderhoudsplichtig zijn volgens bouwverordening en gebruikersvergunning
Zaken die jaarlijks door een deskundige moeten worden onderhouden:
- Noodverlichting
- Brandslanghaspels
- Poeder of schuimblusser
- Inbraakinstallatie
- Brandmeldinstallatie
-
Moet asbest altijd worden verwijderd?
Wilt u een schoolgebouw van voor 1993 renoveren? Dan is het verplicht een asbestinventarisatie te maken. Asbest hoeft niet altijd te worden verwijderd. Hechtgebonden asbest kan meestal beter blijven zitten. Dit materiaal levert geen gevaar op als het in goede staat verkeert en niet wordt bewerkt. Losgebonden asbest (of: niet-hechtgebonden asbest) moet worden weggehaald, afhankelijk van of het materiaal is afgeschermd. Het is hierbij van belang of het asbest zich voor kinderen of medewerkers op bereikbare plaatsen bevindt. In Nederland staat het de eigenaar van een gebouw vrij te beslissen over wel of niet verwijderen van asbesthoudend materiaal. Indien tot verwijdering van asbest wordt besloten, moet men zich houden aan de regels die door het Asbestverwijderingsbesluit en de gemeentelijke bouwverordening zijn gesteld. Deze zijn op te vragen bij de gemeente. In de meeste gevallen is voor het verwijderen van asbest toestemming van de gemeente nodig.
Gerelateerd nieuws over Onderwijshuisvesting
Ontwerpkader inclusieve huisvesting voor schoolorganisaties en gemeenten

Rondetafel onderwijshuisvesting: brede steun voor wetsvoorstel, maar nadrukkelijke roep om structurele investering

Tweede Kamer spreekt over wetsvoorstel onderwijshuisvesting

Wetsvoorstel planmatige en doelmatige aanpak onderwijshuisvesting naar Tweede Kamer
