Interview

Hennie Biemond en Mohammed Azaimi over het NRO-programma Onderwijskansen: “Er is geen toverformule”

De afgelopen jaren waren schoolbestuurders Hennie Biemond en Mohammed Azaimi betrokken bij het NRO-programma Onderwijsachterstandenbeleid. Het programma had de bedoeling om, via de combinatie van onderzoek en onderwijspraktijk, stappen te zetten op het gebied van onderwijskansen en -achterstanden. Inmiddels is het programma afgerond en blikken Biemond en Azaimi hierop terug. De PO-Raad ging met hen in gesprek over de uitkomsten, wat hen zoal verrast heeft en de toekomst. 

Onderwijs en onderzoek komen samen

In het NRO-programma was een van de hoofdtaken om praktijk en onderzoek met elkaar te verbinden. Dit is natuurlijk niet mogelijk zonder input uit de praktijk zelf. Daarom namen Hennie Biemond en Mohammed Azaimi plaats in de begeleidingscommissie, waar ze samenwerkten met onder meer beleidsmakers, onderzoekers en leden van het regieteam van het programma. 

Biemond zit al sinds 2008 in het onderwijs en is bestuurder van zeventien basisscholen in de omgeving Venlo. Azaimi heeft een achtergrond in de jeugdzorg en is nu bestuursvoorzitter van de stichting Islamitische Educatie Zuid Oost. Hun rol in de commissie was volgens Azaimi ontzettend van belang. “Ik vond het interessant dat ze ook de dialoog wilden aangaan met een praktijklid,” vertelt hij. “Het gesprek ging niet over de hoofden van scholen en het onderwijs, maar er werd echt gekeken naar hoe wij als bestuurders tegen bepaalde vraagstukken aankijken.” 

Beide bestuurders hebben daarnaast ook een persoonlijke link met het NRO-programma Onderwijskansen. Biemond vertelt: “Ik ben zeer bevlogen over dit thema. En aan de andere kant wilde ik ook in de begeleidingscommissie om geïnspireerd en intellectueel uitgedaagd te worden.” Azaimi voegt toe: “Ik ben bijzonder gecharmeerd van jeugd en vooral de combinatie van hun kwetsbaarheid en hun veerkracht. Wat er nodig is om kinderen te helpen bloeien, dat is een pedagogische opgave die me aan het hart gaat.”

Werkplaatsen als brug tussen theorie en praktijk

Het NRO-programma richtte zich voor een groot deel op het overbruggen van de kloof tussen onderzoek en onderwijspraktijk. Dat is natuurlijk niet zo simpel, al is er inmiddels wel het één en ander veranderd. Biemond zegt hierover: “De laatste tien of vijftien jaar zijn er stappen gezet. Er is nu meer verbinding en ik merk dat er anders over het werkveld wordt gesproken. Er is vanuit onderzoekers beter zicht op de complexiteit van de opgave waar de leerkracht voor staat, waardoor er met veel meer waardering over en met ze gesproken wordt.” Dit zorgt ervoor dat een belangrijk doel van onderzoekers het ondersteunen en helpen van leerkrachten is geworden. 

Het programma bood ook handreikingen om de kloof tussen wetenschap en praktijk te dichten. Een van de manieren om dit te doen, was door werkplaatsen op te richten. Dit waren plekken waar scholen en onderzoekers samenwerkten om zich te focussen op een probleem binnen het veld van onderwijsachterstanden. Door eerst literatuur te analyseren, dit vervolgens in de praktijk te brengen en daarna het effect te bestuderen, werden grote stappen gezet. 

Een voorbeeld was een onderzoek naar betrokkenheid van ouders bij de school en de invulling van het leesonderwijs. “In deze werkplaats hebben onderzoekers en scholen via design thinking een programma voor ouderbetrokkenheid gemaakt. Wat zij geleerd hebben, is dat het belangrijk is om ook bij ouders te differentiëren. Als je dat doet als school bereik je veel meer ouders en zijn ouders veel doelgerichter in hun betrokkenheid bij het leren van hun kind,” vertelt Biemond. Er werd dus gezocht naar praktische antwoorden op concrete vragen uit het werkveld. 

Daarnaast werden er door onderzoekers op basis van literatuurstudies thema’s onderzocht en praktijkgerichte producten geschreven over wat werkt, en werd er vastgesteld welk praktijkgericht onderzoek nog centraal moet worden gedaan. 

Volgens Azaimi is het ontzettend belangrijk om al deze kennis in kaart te brengen. “Leerkrachten krijgen 101 vraagstukken te verhapstukken op één dag, en dan wordt er maar verwacht dat je hét antwoord hebt. Het is fijn als je dan om je heen kan kijken en weet dat er een horizon is. Dat er een plek is waar je antwoorden kunt vinden.”

Ambassadeurs van kennis

Die antwoorden vind je onder meer op de website onderwijskennis.nl, waar het NRO-programma een eigen themapagina heeft gekregen. Volgens Azaimi is dit onmisbaar: “Er is ondertussen zo veel. Er is zo veel literatuur en kennis dat je daar gewoon in kunt verdwalen. Misschien is dat ook wel de kern, dat er zo veel is dat je op een gegeven moment niet meer weet waar je moet beginnen.” 

Inmiddels is de data geanalyseerd en verzameld in leidraden waarin de kern goed naar voren komt. Biemond merkt binnen haar scholen dat deze website wordt gebruikt als een goede en betrouwbare bron. Daar is ook Azaimi trots op: “Wij voelen ons een beetje de ambassadeurs voor al die wetenschappelijke inzichten. Door mensen te wijzen op wat er is, leveren we ook een bijdrage om die kloof te dichten. Er ontstaat dan een soort inktvlekwerking. Wat ik als bestuurder dus eigenlijk mee zou willen geven, is heel simpel: ga naar de NRO-site. Ga daar eens doorheen scrollen. Je zult verrast zijn.”

Het thema Onderwijskansen is een wicked problem

Een grote thema van het programma was kansenongelijkheid, maar dit is natuurlijk geen eenvoudig onderwerp. Biemond: “De kwestie van onderwijskansen wordt binnen de onderzoeksliteratuur gezien als een wicked problem, dus een heel ingewikkeld, meervoudig probleem dat op verschillende manieren speelt.” Azaimi voegt hieraan toe: “Er is geen toverformule, geen totaaloplossing. Je kunt niet zeggen: neem deze groene pil in en het is opgelost.” 

Biemond legt dit uit aan de hand van een voorbeeld: “We hebben de afgelopen jaren heel veel aandacht gehad voor het stellen van hoge verwachtingen bij het schooladvies van leerlingen in achterstandssituaties. Maar dit beslaat veel meer dan alleen het schooladvies. Die hoge verwachtingen komen ook tot uiting in het overleg met je collega en hoe je met je collega praat, in de taal die je gebruikt naar leerlingen in de groep en de non-verbale communicatie die je gebruikt.” 

Voor dit soort allesomvattende problemen heeft NRO ook leidraden ontwikkeld, die je kunt vinden op hun site. Ook hierin wordt de toverformule niet beschreven, maar de eerste stappen zijn wel gezet. Er is hierna nog een hoop te doen en daar zijn meerdere partijen voor nodig. Biemond zegt: “Er zijn heel veel gebundelde acties nodig. We moeten het samen doen.” Azaimi voegt daaraan toe: “It takes a village to raise a child. Dat is de kern van dit probleem.”

Een toekomst met nóg meer betrokkenheid

Er wordt vanuit onderzoekers gelukkig een hoop tijd gestoken in dit thema. Azaimi meent: “Ik vond het fenomenaal om te zien hoe aandachtig mensen hele kleine vraagstukken met elkaar adresseren. Dat zegt echt iets over onze betrokkenheid bij de ontwikkeling van onze kinderen, van onze generatie.” 

Hij vervolgt: “Maar wat ik het veld gun, is dat beleidsmakers – de personen die over het geld gaan – de complexe wereld beter zouden begrijpen. Dat gun ik de leerkrachten, de onderwijsbestuurders en de directeuren. Ik zou het liefst hebben gehad dat de beleidsmakers drie maanden stage hadden moeten lopen bij de begeleidingscommissie.” Dit is dus nog een stap voor de toekomst, maar inmiddels zijn we gelukkig alweer ietsje dichter bij het beslechten van de kloof tussen onderzoek en onderwijs.

Verder lezen?

Twee leerlingen kijken elkaar aan

Onze professionals staan voor je klaar

Stel je vraag of zoek een opleiding

Contact met de Juridische Helpdesk

Heb je een juridisch vraag? Als lid van de PO-Raad kun je via de pagina van de Juridische helpdesk je vraag stellen op Mijn PO-Raad (na het inloggen in het ledenportaal).

Voor dringende vragen bel met 030 - 31 00 933. We zijn bereikbaar op werkdagen tussen 09.00 – 12.00 uur.

Helpdesk 2 mensen praten