Inspecteur-generaal Alida Oppers: “Een herverdeling van de macht is zonde van de energie”
Volgende week debatteert de Kamer over sturing in het funderend onderwijs. In aanloop naar dit debat spreekt de PO-Raad met wetenschappers en experts. Hoe kijkt Alida Oppers, inspecteur-generaal bij de Inspectie van het Onderwijs, naar sturing en het stelsel? Een gesprek over rolneming, focus en kwaliteitsverbetering.
“Als ik kijk naar het stelsel denk ik dat er allerlei dingen beter kunnen maar ik zou geen ‘grand design’ voor een nieuw stelsel wensen. Volgens mij zijn er heel veel andere dingen te doen.”, zo trapt Oppers af. “Vaak zie je dat opvattingen over onderwijs en het stelsel ideologisch gedreven zijn. Onze taak als inspectie is om goed te kijken naar wat we precies zien en wat er uit onze onderzoeksresultaten naar voren komt. Ik noem bijvoorbeeld later selecteren, waar nu veel aandacht voor is. Dit wordt nog weleens een gebrek in het stelsel genoemd. Maar uit onze onderzoeken blijkt dat dit voor specifieke groepen bevorderlijk kan zijn, maar ook dat dit bij lange na niet voor iedereen geldt. Nog even los gezien van de enorme eisen die dit van leraren vraagt, bijvoorbeeld op het vlak van differentiëren.”
“Als ik hem wat breder mag trekken naar de voor- en vroegschoolse educatie, dan zie je dat de sector kinderopvang en het primair onderwijs wel op stelselproblemen stuiten. Mijn droom is om daar een geheel van te maken. Uit onderzoek weten we dat investeringen in het jonge kind en de lijn van 2 tot 6 jaar heel belangrijk zijn. Dat wordt nu gehinderd omdat het in twee verschillende stelsels zit.”
Rolneming
“In het kader van sturing denk ik dat rolneming belangrijk is, in alle geledingen. Oftewel de rol pakken die jou toekomt. Om te beginnen vind ik de bestuurders in het primair onderwijs reflectief in vergelijking met andere sectoren. Ik zie best bereidheid tot leren, ook rond de resultaten die wij teruggeven in de Staat van het Onderwijs. Daar waar het goed gaat - en gelukkig geldt dat voor de meeste - zie je besturen die zich verbinden met de inhoud. Door bijvoorbeeld te sturen op het taalbeleid wanneer er problemen zijn met lezen. Dus niet: dit hoort bij de schoolleider en daar bemoei ik me niet mee, maar juist nét een stapje erbij.”
“De rolneming is ook van belang bij leraren. Een klassieke reactie is dan: ik heb geen autonomie of ik krijg geen ruimte. In ons stelsel ligt alles voor handen om dat te pakken. Wanneer je op jouw school geen professionele dialoog voert over je rol, je autonomie en waar je zelf over wil gaan als lerarenteam, dan is het professioneel statuut niet meer dan een stuk papier. Ik begrijp dat dit nog bovenop de toch al hoge werkdruk komt, maar de kost gaat voor de baat uit. Schoolleider kunnen deze professionele dialoog aanjagen. Dit teamwork zit overigens heel erg in het DNA van het primair onderwijs en dat zou ik koesteren. Maar ik denk dat rolneming op alle lagen meer het issue is dan dat het stelsel dit niet zou accommoderen.”
Besturen ook aan zet
“Ik zou het jammer vinden als we veel tijd en energie verliezen aan zaken die niet over het primair proces gaan. Het is alle hens aan dek om de kwaliteit op niveau te krijgen en volgens mij kunnen we dat ook. Gelukkig heeft het overgrote merendeel van de scholen de zaken op orde. Als ik dan denk aan de zorg voor de ongeveer 20 procent scholen die door het ijs lijken te zakken. Waarom zetten besturen geen stap naar voren met een concreet aanbod, ook op sectorniveau, om deze scholen binnen een haalbare termijn weer op orde te brengen? Dit is zo’n grote groep scholen dat wij dat als toezichthouder niet allemaal meer kunnen belopen, terwijl wij natuurlijk graag willen garanderen dat het zo spoedig mogelijk op orde komt. Dat lijkt hier en daar wel de verwachting te zijn van ons als toezichthouder. Ik zou heel graag zien dat besturen zich hierover ontfermen. Ook hier heeft ieder zijn rol in te nemen. Ondertussen zetten wij ons hier natuurlijk maximaal voor in.”
Scenario’s
“Als ik dan kijk naar de discussie over bekostiging en de scenario’s dan vind ik ook dat we het risico moeten benadrukken dat alle focus daarnaartoe gaat. En dat verdient volgens mij nu niet de grootste prioriteit. Bovendien blijkt uit onze onderzoeksresultaten dat iedereen in het onderwijs ertoe doet. Wat ik echt een nachtmerrie zou vinden is als we geen besturen meer zouden hebben. Wie gaat zich dan ontfermen over zaken als de contacten met de gemeenten, de samenwerkingsverbanden en een visie op digitalisering? Moeten scholen dat er dan ook nog bij doen? In dat kader is het best bijzonder dat hier überhaupt een scenario voor op tafel ligt.”
“In de sturingsdiscussie zie je ook nog de gedachte dat je met geld kunt sturen op de kwaliteit, daar hebben wij eigenlijk nooit evidentie voor gevonden. In tegenstelling tot de negatieve effecten van tijdelijk geld, zoals we in de Staat van het Onderwijs al hebben gerapporteerd. Dit leidt besturen juist af én het is bovendien kortcyclisch.”
Gemis van een beroepsgroep
“Er worden al 40 jaar pogingen gedaan om een beroepsgroep op de inhoud van het vak te formeren. Wat moet er in het curriculum, wat moet er gebeuren op de lerarenopleiding of wat moeten scholen doen als we zo’n enorme leescrisis hebben? Over dit soort vragen hoort een beroepsgroep zich te buigen, en die is er niet. De leraren die dit in het verleden van de grond hebben proberen te krijgen verdienen een medaille. Wat mij betreft zou er best een deel van de lumpsum besteed mogen worden aan de ontwikkeling van een beroepsgroep en de bijbehorende professionele ondersteuning. Omdat die beroepsgroep zich niet organiseert ontstaan er allerlei gaten.”
Zelfbeperking
“Ik denk dat zelfbeperking een sleutel tot succes kan zijn. Er ligt een mooi IBO-rapport wat aanleiding heeft gegeven tot deze discussie. Hierin zie je dat een stapeling van een heleboel initiatieven, regelgeving en moties niet per definitie leidt tot meer focus en kwaliteitsverbetering in het onderwijs. Naarmate het minder goed gaat zie je dat de neiging tot grip sterker wordt. Wij merken dat als toezichthouder ook. Soms heerst het idee dat de inspectie de onderwijskwaliteit maar op orde moet krijgen. Dat gaat natuurlijk niet, maar komt voort uit een terechte zorg en die zorg vertaalt zich dan in veel acties.”
“In het onderwijs geloof ik juist in het uitbreiden van de rol. Soms zie je bestuurders die op de randvoorwaarden zitten en alle ruimte aan de schoolleider laten, die denkt op zijn of haar beurt weer ‘ik bemoei me niet met de leraar’ en zo wordt de bal rondgespeeld. Het zou eigenlijk meer een verband moeten worden, zo kijk ik naar sturing. Het gaat er niet om wie er op of van het toneel gehaald moet worden of om een herverdeling van de macht. Dat is zonde van de energie.”, zo besluit Oppers.