Kindcentrumbestuurder Henk ter Wee: “Samenwerking met kinderopvang versterkt de doorgaande ontwikkellijn.”
Henk ter Wee geeft als voorzitter van de Stichting Iris Christelijke Kindcentra leiding aan 14 locaties. Hier kunnen kinderen van 3 maanden tot 12 jaar terecht voor onderwijs én kinderopvang. De laatste jaren legde de stichting steeds meer focus op de voor- en vroegschoolse Educatie (vve). Welke rol heeft Ter Wee als bestuurder? En hoe zetten zij hun vve-aanbod in om kinderen een zo goed mogelijke start te geven?
Hoe ziet jullie vve-aanbod eruit?
“We hebben vve op vier van onze locaties. Het doel van ons vve-aanbod is om kinderen, vooral met een taalachterstand, zo goed mogelijk voor te bereiden op de basisschool. Wij leggen hierbij een sterk accent op taalvaardigheid, omdat we merken dat dit een van de grootste uitdagingen is voor kinderen met diverse achtergronden, vooral in sociaal gemengde wijken.”
Ter Wee legt uit dat hun vve-programma niet alleen gericht is op het verbeteren van taalvaardigheid, maar ook op andere pedagogische vaardigheden. “De kinderen leren van elkaar. Daarom hebben wij ervoor gekozen om groepen gemengd te maken, zodat de kinderen met een taalachterstand kunnen leren van kinderen die taalvaardiger zijn. Dit voorkomt dat zij alleen in een omgeving zitten waar niemand hen kan helpen.”
“Een mooi voorbeeld is de samenwerking met de bibliotheek. De bibliotheek is een belangrijk onderdeel van onze aanpak. Samen met de ouders zijn we voortdurend bezig om het lezen te bevorderen. Dit begint al in de eigen bibliotheek die we in de kinderopvang hebben opgezet.”
Hoe krijgt de doorgaande ontwikkellijn hierin een rol?
“De doorgaande lijn is voor ons een essentieel onderdeel van kansengelijkheid,” zegt Ter Wee. “In plaats van te focussen op kansenongelijkheid, streven we ernaar dat ieder kind gelijke kansen krijgt. Dat betekent dat we hoge verwachtingen hebben van onze medewerkers. Ze moeten het kind niet alleen bevestigen in wat het niet kan, maar hen juist uitdagen en stimuleren.”
Hij erkent dat de doorgaande ontwikkellijn nog in de kinderschoenen staat. “We zijn nu vooral bezig met het waarborgen van de basiskwaliteit. De leerkrachten en pedagogisch medewerkers werken samen aan het opstellen van een doorstroomprotocol.”
“We willen deze inspanningen versterken door een onderzoeksgerichte samenwerking met de Vereniging Netwerk Kindcentra en hopen in de toekomst een programma met een universiteit op te zetten. Dit helpt ons om de leercurves van de kinderopvang en het basisonderwijs beter op elkaar af te stemmen. Het gaat er uiteindelijk om, onze professionaliteit en het kind centraal te stellen. Onze kinderopvang is fysiek geïntegreerd in groep 1 en 2, waardoor de samenwerking op een natuurlijke manier tot stand komt.”
Ter Wee benadrukt dat zowel de leerkrachten als de pedagogisch medewerkers van elkaar kunnen leren. “Leerkrachten kunnen leren van de speelse aanpak van de pedagogisch medewerkers. Neem bijvoorbeeld de speelhoek in groep 1 en 2. Vraag eens aan een pedagogisch medewerker hoe je die uitdagender kunt maken. En een simpel experiment met licht en schaduw kan kinderen enorm veel leren.”
Wat werkt goed binnen het VVE-aanbod? En waarin willen jullie nog ontwikkelen?
“We hebben het VVE-aanbod geïntegreerd in zowel de peuteropvang als groep 1 en 2, met als doel in toenemende mate programma’s aan te bieden die dezelfde thema’s behandelen. Dit zorgt voor een soepele overgang van de opvang naar de basisschool. Daarnaast werken we met een routeboek waarin staat waar we nu staan en wat we de komende twee jaar willen bereiken. Zo geven we de doorgaande lijn echt handen en voeten.”
Maar er is nog ruimte voor ontwikkeling, geeft Ter Wee toe. “We willen de doorgaande lijn verder verstevigen. Dit betekent dat we meer aandacht gaan besteden aan de samenwerking tussen de pedagogisch medewerkers en de leerkrachten. Het is belangrijk dat ze dezelfde definities en uitgangspunten hanteren als het gaat om taalvaardigheid en andere ontwikkelingsdoelen.”
Welke rol neem jij hierin als bestuurder?
“Als bestuurder ben ik formeel verantwoordelijk voor de gehele organisatie, maar ik geloof in een ‘groeimodel’. Dit betekent dat de directeuren van de scholen ook verantwoordelijk zijn voor de kinderopvang. Uiteraard krijgen zij ondersteuning van onze coördinatoren en specialisten, vooral op het gebied van kwaliteitsbewaking en coaching van de pedagogisch medewerkers. Het is belangrijk dat er één team is, zowel voor het onderwijs als de opvang. We werken aan een cultuur waarin er geen onderscheid is tussen de opvang en het onderwijs. Het is één team, met één doorgaande lijn.”
Hoe werkt de samenwerking met de gemeente?
“De samenwerking met de gemeente is essentieel, vooral als het gaat om het monitoren van de VVE. We zitten regelmatig om de tafel om de voortgang te bespreken en er is een goede samenwerking met het Centrum Jeugd en Gezin. Dit is belangrijk in situaties waarin de ontwikkeling van een kind stagneert. Dan kijken we niet alleen naar wat er in de school gebeurt, maar ook naar de thuissituatie. De samenwerking met de gemeente gaat dan verder dan alleen het kind. We richten ons op het hele gezin, omdat de thuissituatie een enorme invloed heeft op de ontwikkeling.”
Daarnaast merkt Ter Wee op dat het hebben van één locatie voor zowel onderwijs als kinderopvang een positieve impact heeft op de samenwerking tussen beide werelden. “De waarde van een geïntegreerd kindcentrum (IKC) wordt ook door de gemeente Kampen erkend. Door kinderen op dezelfde locatie bij elkaar te plaatsen, bevorderen we de ontmoeting tussen kinderopvang en basisonderwijs. Dit maakt samenwerking vanzelfsprekender en verlaagt de barrières. Als je bijvoorbeeld een nieuw gebouw kunt realiseren dat beide onderdelen onder één dak brengt, creëer je een omgeving waar ontmoeting en samenwerking centraal staan.”
Waarom is een IKC zo belangrijk voor kansengelijkheid?
Ter Wee is er sterk van overtuigd dat een IKC bijdraagt aan het bevorderen van kansengelijkheid. “Vanaf twee jaar bereikt de taalgevoeligheid van kinderen zijn hoogtepunt. Als we op dat moment gericht werken aan hun taalontwikkeling, hebben ze daar de rest van hun leven profijt van. Als kinderen die kans niet krijgen, moeten ze later hard werken om die achterstand in te halen, wat niet altijd lukt.”
Welke adviezen heb je voor andere organisaties die dit willen organiseren?
“Mijn belangrijkste advies is: heb lef. Het opzetten van een IKC is niet gemakkelijk, maar het bevordert de kansengelijkheid enorm. Kinderopvang en onderwijs samenvoegen is een andere tak van sport, maar het is het waard. Het voorkomt dat kwetsbare kinderen verder achterop raken.”
“De overgangen in de ontwikkellijn maken de meest kwetsbare kinderen nog kwetsbaarder. Door een doorgaande lijn te creëren, halen we dat verlies weg en geven we alle kinderen een eerlijke kans.”