Definitieve subsidieregeling brugfunctionaris: PO-Raad houdt zorgen
Demissionair minister Mariëlle Paul (Primair en Voortgezet Onderwijs) heeft de definitieve subsidieregeling voor brugfunctionarissen gepubliceerd. De PO-Raad ziet dat haar eerdere zorgen over onder andere de CUMI-indicator en het tijdelijke karakter van de regeling niet zijn meegenomen in de definitieve subsidieregeling.
De subsidie is een uitwerking van een motie van GroenLinks-PvdA-Kamerlid Habtamu de Hoop. Scholen kunnen met de subsidie iemand aanstellen die de verbinding met ouders en leerlingen versterkt en het schoolteam hierin ondersteunt. De rol kan worden ingevuld door een bestaande medewerker, nieuwe medewerker of door een klein kernteam. Het hoeft dus geen functionaris te zijn en ook de naam 'brugfunctionaris' is niet verplicht.
In totaal is er vanaf 2024 jaarlijks 36,4 miljoen euro beschikbaar voor het basisonderwijs; de eerste drie jaar in de vorm van subsidie. Voor het speciaal basisonderwijs is er 1,6 miljoen euro beschikbaar, evenals voor het (voortgezet) speciaal onderwijs. Na deze periode zal het kabinet op basis van evaluatie bezien hoe de middelen het beste kunnen worden ingezet en verdeeld binnen de bekostiging aan scholen. Via DUS-I is er meer informatie te vinden over de subsidieregeling en kunnen scholen van 8 januari tot 16 februari aanstaande de subsidie aanvragen.
Nogmaals incidentele bekostiging
De PO-Raad ziet dat de regeling voorziet in een behoefte vanuit de sector, zeker op de plekken waar er minder maatschappelijke ondersteuning voor gezinnen op wijkniveau is. Tegelijkertijd houden we onze zorgen over de subsidieregeling. Zo biedt de definitieve regeling maar drie schooljaren financiering. Dat betekent dat scholen hun brugfunctionarissen alleen een tijdelijk dienstverband kunnen aanbieden, terwijl de sector en de overheid juist vaste contracten willen stimuleren. De PO-Raad roept de politiek al langer op om te stoppen met tijdelijke subsidies, het is dan ook onwenselijk dat het demissionaire kabinet met deze regeling weer voor tijdelijke financiering kiest.
De regeling blijft bovendien vasthouden aan de CUMI-indicator en de CBS-indicator voor het toewijzen van de subsidie als er te veel aanmeldingen zijn. De CUMI-indicator voor het gespecialiseerd onderwijs zegt echter alleen iets over het land van herkomst van ouders, niet over de sociaaleconomische positie waarin een kind opgroeit. Daarmee is de CUMI-indicator volgens de PO-Raad ongeschikt voor het toewijzen van subsidie.
We zien daarnaast dat scholen die nu al sociaal-maatschappelijke ondersteuning krijgen vanuit een gemeentelijk wijkteam ook subsidie kunnen aanvragen. Dat gaat dan ten koste van schoolaanvragen waar dit niet gefaciliteerd wordt door de gemeente. De PO-Raad is daarnaast bang dat gemeenten met deze regeling niet langer sociaal-maatschappelijk werk via scholen bieden, terwijl dit wel een gemeentelijke taak is.