Volstrekt illegaal, maar wel een goed verhaal
,,Waarom moet je in dit land uitleggen dat je verschillende kinderen in één klas bij elkaar zet, en vinden we het de normaalste zaak van de wereld om ze uit elkaar te drijven?” Angelica van Gastel van Talentencampus Venlo stelt de vraag die de circa honderdvijftig aanwezigen op de landelijke integratiebijeenkomst sbo-so-regulier met elkaar verbindt. Het zou veel gemakkelijker moeten worden om leerlingen van verschillende onderwijstypen te kunnen mengen, als het aan deze directeuren, bestuurders en teamleiders ligt.
Hoe kun je als school voor speciaal onderwijs (so) vergaand samenwerken met een reguliere basisschool of een school voor speciaal basisonderwijs (sbo)? Daarover gaat het gesprek op de landelijke bijeenkomst op 18 april. Talentencampus Venlo, een samenwerking tussen een reguliere basisschool, een sbo-school, een so-school én kinderopvang opent speciaal voor dit doel letterlijk al haar deuren voor collega’s uit het hele land. Een school die naar eigen zeggen van directeur Frans Vullings 'volstrekt illegaal' bezig is, maar ondertussen wel goedkeurende knikjes krijgt van de verschillende inspecties. En waar ‘passend arrangeren’ normaal is: kinderen vanuit het so en sbo volgen specifieke lessen in het reguliere basisonderwijs en andersom, daar waar het hen helpt bij de realisatie van hun ontwikkelingsperspectief.
‘Geen bezuinigingsmaatregel’
Het is de derde keer dat een dergelijke landelijke bijeenkomst plaatsvindt, maar nog altijd zijn er veel vragen. Wat mag nu wel en wat mag niet? Dat is momenteel aan verandering onderhevig. Simone de Bakker geeft namens het ministerie van Onderwijs opheldering over de nieuwe beleidsregel 'Experiment samenwerking regulier en speciaal onderwijs'. Deze regeling maakt het vanaf komend schooljaar mogelijk om leerlingen “met gesloten portemonnee” vier jaar lang onbeperkt te kunnen uitwisselen tussen verschillende scholen, met als doel dat de speciale school uiteindelijk opgaat in de reguliere. Scholen moeten een aanvraag doen bij OCW om mee te kunnen doen aan dit experiment. ,,Nee, het is geen bezuinigingsmaatregel”, verzekert De Bakker haar publiek op een vraag uit de zaal, ,,de uitkomst hoeft ook niet per se een fusie te zijn. De conclusie kan ook zijn dat je als aparte scholen verder gaat.” Daarmee neemt ze enige reserve in de zaal weg, maar er blijft ook kritiek. In het laatste geval ben je na afloop van het experiment immers weer terug bij af: op dat moment verloopt de uitzondering die je als school krijgt op de wet en mag je leerlingen niet langer op een andere plek naar school laten gaan als waar ze ingeschreven zijn.
Sprankje hoop
Toch biedt het ministerie ook in dit scenario een sprankje hoop: gedurende het experiment voert het ministerie onderzoek uit naar de kwaliteit en toegankelijkheid van het onderwijs. Als bijvoorbeeld blijkt dat alle scholen aan het einde van de rit concluderen dat in elkaar opgaan tot teveel expertiseverlies leidt, of als het niet lukt om voor het vervolg goede afspraken te maken met het samenwerkingsverband, dan is het ministerie bereid te kijken naar het structureel aanpassen van de wet. Voorlopig blijven de regels echter gebaseerd op wantrouwen, constateert een deelneemster gelaten. ,,Blijkbaar zijn ze bang dat scholen misbruik zullen maken van een soepeler regeling, dat zij maximaal budget opstrijken voor een leerling die in praktijk met een minder intensief arrangement naar school gaat. Zo blijft passend onderwijs geldgedreven.”
Weten waar het knelt
Tijdens de lunch vertellen diverse onderwijsprofessionals die al in meer of mindere mate aan het integreren zijn aan speeddate-tafels over hun worstelingen met de regels. Hoe hebben zij ruimte gevonden om toch te kunnen voldoen aan de onderwijsbehoeften van hun leerlingen? Enkele veelgehoorde antwoorden: door gebruik te maken van de bestaande symbioseregeling (regeling waarmee je -met veel administratieve rompslomp- een leerling nu al gedeeltelijk kan laten meedraaien op een reguliere school), door een steengoed verhaal te hebben naar de inspectie en door soms de grens wat op te rekken. Want dat is waar iedereen het over eens is: Om het beste te doen voor kinderen, moet je lef hebben en doorzettingsvermogen. En daar zijn ze op het ministerie blij mee: ,,Alleen als wij weten waar het knelt, kunnen we er iets aan doen.”