Nieuws

Beladen debat over aanscherping Burgerschapswet

De Tweede Kamer voerde maandag 9 november een verhit debat over de aanscherping van de wet Burgerschapsonderwijs. De beoogde aanpassing verplicht scholen om op een doelgerichte en meer samenhangende wijze aandacht te besteden aan actief burgerschap en sociale integratie, met de daarbij behorende competenties. De algemene reactie op de aanscherping van de wet was positief, maar over de reikwijdte van de wet liepen de meningen uiteen.  

De rode draad in de woordenstrijd splitste zich toe op zowel de kaderende opdracht van de wet als de Vrijheid van onderwijs (artikel 23). De discussie ging daarmee vooral over democratische kernwaarden en wat wel en niet toelaatbaar is in onze samenleving.
De moord op Samuel Paty kreeg veel aandacht alsook de toelatingseis van een aantal gereformeerde scholen, waarbij ouders schriftelijk moeten bevestigen dat zij homoseksualiteit afkeuren. Onder meer GroenLinks, PvdA, D66 en de SP uitten hun zorgen hierover. Zij vroegen zich af of schoolbestuurders die dit eisen wel voldoende oog hebben voor een veilig schoolklimaat.

Inbreng partijen

De ChristenUnie en het CDA pleitten in een motie voor professionalisering van het onderwijs en het structureel faciliteren van leraren en docenten, om de handelingsverlegenheid in het voeren van moeilijke gesprekken weg te nemen. Daarin is een rol weggelegd voor de sectorraden en de profielorganisaties, stelden meerdere Kamerleden. Ook was er de roep voor meer expertise op dit vlak binnen de lerarenopleidingen.
Tegelijkertijd was er kritiek op het niet gelijk lopen van curriculum.nu en de wet. En werd er benadrukt dat een doorlopende leerlijn van PO naar VO belangrijk is. VVD gaf aan ook sneller te willen ingrijpen als scholen verzuimen op het thema burgerschap. De partij verwees daarbij naar een motie van 2019 omtrent B4-scholen (internationale of buitenlandse) scholen.

Verschillende partijen, zoals CDA en de CU, pleitten voor een terughoudende rol van de Inspectie. Die zou zich niet inhoudelijk mogen uitspreken over de burgerschapsopdracht en de ruimte voor eigen invulling moeten respecteren, in plaats van een ‘mainstream opvatting’ opleggen. Termen als ‘censuur’ en ‘staatsonderwijs’ waren daarbij ook te beluisteren. De CU verzocht om ‘terughoudendheid’ en de SGP benadrukte dat de wet zich met het ‘wat’ moet bemoeien en niet met het ‘hoe’.

Reactie minister Slob

Slob bepleit dat de wet ‘Verduidelijking burgerschap in het funderend onderwijs’ noodzakelijk is. Naast maatschappelijke en sociale competenties gaat het om schoolcultuur. Scholen hebben vanuit de grondwet binnen de waarden vrijheid, gelijkheid en solidariteit ruimte voor een eigen invulling. Binnen de kernwaarden is geen hiërarchie, dat kan voor spanning zorgen: ‘Onderwijsvrijheid is een groot goed, maar er hoort ook een verantwoordelijkheid bij. In die verscheidenheid moeten we een balans vinden’.

Slobs opmerking over scholen die een verklaring vragen van ouders waarin zij afstand nemen van homoseksualiteit, leidde tot commotie. Een dag later liet Slob weten dat hij vindt dat scholen een dergelijke verklaring niet moeten vragen. Ze hebben wel de grondwettelijke vrijheid dat te doen.

De PO-Raad vindt het belangrijk dat scholen en besturen hun eigen visie en context vertalen naar burgerschapsonderwijs in de klas. Het project Burgerschap op de basisschool helpt hierbij.