Nieuws

Discussie over lumpsum? Onderzoek eerst of bekostiging toereikend is

Om te beoordelen of de bekostigingssystematiek van het primair onderwijs goed werkt, moet eerst onderzocht worden of de bekostiging überhaupt toereikend is. Een parlementair onderzoek kan hierin inzicht geven. Dat schrijft Rinda den Besten, voorzitter van de PO-Raad, in reactie op een oproep van de Tweede Kamer. Die wil weten of en hoe het systeem van bekostigen beter kan.

De Kamer deed de oproep omdat ze een ‘spanningsveld’ ziet tussen de vrijheid die schoolbesturen enerzijds hebben om hun geld naar eigen inzicht te kunnen besteden en de vraag van de overheid om ‘sturing en verantwoording over de beleidsdoelen’.

Diverse onderzoeken hebben laten zien dat de zogenoemde lumpsumsystematiek een belangrijke bijdrage levert aan de kwaliteit van ons onderwijs, schrijft Den Besten in haar brief aan de Tweede Kamer. Ook leidt deze tot minder bureaucratie en een grotere doelmatigheid. Door de manier van financieren, kunnen besturen veel beter inspelen op lokale omstandigheden.

Probleem is niet het systeem maar dat schoolbesturen dagelijks ervaren dat de verwachtingen van politiek en samenleving steeds verder uit de pas lopen met de bekostiging die hier tegenover staat, benadrukt de PO-Raad voorzitter. De verhouding tussen bekostiging enerzijds en de verwachtingen en eisen anderzijds zullen daarom onderzocht moeten worden. Al eerder pleitte de PO-Raad daarom om een parlementair onderzoek naar de bekostiging. De Tweede Kamer gaf hieraan geen gehoor.

Om het systeem optimaal te laten werken, moeten besturen zich verantwoorden over hun resultaten en uitgaven. De PO-Raad wil verder graag met de Kamer het gesprek aan over hoe dit beter kan, schrijft ze. Den Besten: ‘Als er een specifieke doelstelling wordt beoogd door de Tweede Kamer met de inzet van extra middelen, zou wat ons betreft vooraf en in overleg met de sector nagedacht kunnen worden over hoe op een effectieve en efficiënte wijze een nadere (verticale) verantwoording over de bereikte doelen en de besteding van deze middelen kan plaatsvinden.