Nieuws

Geen wijziging opbouw groot onderhoud voor jaarverslag 2018

Op initiatief van de PO-Raad is met alle betrokkenen een afspraak gemaakt over de opbouw van de voorziening groot onderhoud voor de jaarrekening 2018. Schoolbesturen kunnen dit jaar uitgaan van de methode die ze de afgelopen jaren hebben toegepast (uitgaande van uitgavenegalisatie).

De Regeling Jaarverslaggeving Onderwijs (Rjo) wordt aangepast. Daarnaast gaat de werkgroep voor de jaarverslaggeving onderwijs , aangevuld met enkele schoolbesturen, onderzoeken welke oplossingen er te bedenken zijn om uit de huidige impasse te komen.

De PO-Raad heeft eerder al bericht dat accountants de wijze waarop veel schoolbesturen nu hun voorziening groot onderhoud opbouwen, per verslagjaar 2018 niet meer zouden goedkeuren. De door accountants voorgestelde wijze kan echter leiden tot een  grotere voorziening groot onderhoud. De PO-Raad heeft grote bedenkingen bij deze gang van zaken en heeft OCW gevraagd hoe dit voorkomen kan worden.

Volgens accountants kan de hoogte van de voorziening onderhoud alleen vastgesteld worden door voor iedere onderhoudsinvestering afzonderlijk te gaan sparen, op zo’n wijze dat voor elke onderhoudscomponent een bedrag naar tijdsgelang wordt gereserveerd. Dit betekent dat als bijvoorbeeld het dak gemiddeld na 20 jaar moet worden vervangen en de kosten hiervoor €200.000 bedragen, er voor deze onderhoudscomponent per jaar €10.000 aan de voorziening moet worden toegevoegd. Na 10 jaar zou er dus voor het dak €100.000 in de voorziening groot onderhoud moeten zitten. En dat moet dan voor alle componenten worden toegepast. Dat kan echter leiden tot een hogere voorziening dan de methode die nu veelal door schoolbesturen in het primair en voortgezet onderwijs wordt toegepast, waarbij de (totale) onderhoudsuitgaven over een periode van bijvoorbeeld 20 jaar bij elkaar worden opgeteld en vervolgens worden geëgaliseerd over 20 jaar.

De reden waarom accountants de huidige wijze waarop schoolbesturen hun voorziening groot onderhoud opbouwen niet meer zouden willen goedkeuren, is niet geheel duidelijk. De verslaggevingsvoorschriften zijn op dit punt niet veranderd. Daarbij wordt de huidige opbouw van de voorziening al gehanteerd vanaf het moment dat schoolbesturen een jaarrekening moeten opstellen. Naast het feit dat deze methode tot op heden geadviseerd en goedgekeurd is door accountants, heeft deze zich de afgelopen circa 10 jaar ook bewezen. De methode die accountants nu voorstellen lijkt daarom alleen een administratief probleem op te lossen, maar kan tegelijk een probleem creëren voor het onderwijsproces, als besturen gaan bezuinigen om het eigen vermogen/weerstandsvermogen weer op orde te krijgen.

Daarom heeft de PO-Raad samen met een aantal schoolbesturen en de VO-raad het gesprek met accountantskantoren gestart over de vraag, hoe voorkomen kan worden dat er een  verschuiving plaatsvindt van eigen vermogen naar vreemd vermogen, met alle mogelijke gevolgen van dien. Toen dit gesprek op niets uitliep, is bij het ministerie van OCW de consequenties van de nieuwe zienswijze toegelicht en gevraagd hoe we dit kunnen voorkomen.

Uiteindelijk heeft dit geresulteerd in een overleg met OCW, accountants, schoolbesturen, VO-raad en PO-Raad. Hierin erkende OCW het gevaar dat het zondermeer toepassen van de door de accountants gewenste wijze van opbouwen van de voorziening groot onderhoud ertoe kan leiden dat onnodig veel geld onttrokken wordt aan het onderwijsproces. Daarom zijn de genoemde afspraken gemaakt.

OCW zal hierover op korte termijn meer informatie publiceren. Daarnaast zal dit onderwerp ook worden toegelicht tijdens de Verantwoordingsronde 2019 die OCW en DUO vanaf maart organiseren.