Nieuws

In wat voor land willen wij werken?

De commissie-Borstlap presenteerde in januari zijn advies ‘In wat voor land willen wij werken?’ aan het kabinet. De PO-Raad herkent de aandachtspunten en ziet een duidelijke link met het eerder verschenen advies van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). De rapporten bieden aanknopingspunten voor het gesprek met schoolbesturen en teams over goed werkgeverschap in het primair onderwijs.

De Commissie Regulering van Werk (commissie-Borstlap) heeft de werking van de huidige arbeidsmarkt in Nederland onderzocht. De commissie is in dat onderzoek nagegaan in hoeverre de regels die in Nederland gelden rondom het verrichten van werk nu en in de toekomst leiden tot de gewenste uitkomsten. Kort daarvoor was het rapport ‘Het betere werk’ van de WRR verschenen.

Beide rapporten signaleren dat er te veel mensen aan de kant blijven staan. In het primair onderwijs worstelen we met de vraag hoe we mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt een goede plek en kansen kunnen bieden in onze schoolorganisaties. Vanuit maatschappelijk oogpunt is het onwenselijk dat mensen aan de kant staan. Voor leerlingen op de scholen is het goed als zij divers samengestelde teams zien. In praktijk is dat lastig te realiseren. Op dit moment lopen scholen bijvoorbeeld nog steeds aan tegen ingewikkelde processen en procedures bij het in dienst nemen van iemand met een arbeidsbeperking. De PO-Raad is samen met de VO-raad het project Baanbrekers begonnen om schoolbesturen te helpen met deze processen en procedures. Er gebeuren al veel mooie dingen op dit gebied in de sector, maar de PO-Raad wil schoolbesturen stimuleren om hier verder mee aan de slag te gaan. Het zou helpen als de regels om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan te nemen eenvoudiger worden.

Een ander punt uit de rapporten is de toegenomen flexibilisering van de arbeidsmarkt. In veel sectoren is er een toename van het aantal mensen met minder vaste contractvormen. Deze contractvormen geven meer onzekerheid voor individuele werknemers en risico’s in de sociale zekerheid. In het primair onderwijs is ook meer sprake van flexibilisering, maar die lijkt wel aanzienlijk lager dan in veel andere sectoren. Het primair onderwijs heeft nog steeds een uitzonderlijk hoog percentage vaste contracten (86%). En van de tijdelijke contracten gaat het vaak om nieuwe werknemers die eerst een tijdelijk arbeidscontract krijgen, met uitzicht op een vast dienstverband. Dat sluit ook aan bij de cao voor het primair onderwijs, waarin is vastgelegd dat bij vast werk een vast contract hoort. Daarmee maakt de sector al werk van de aanbeveling van de commissie-Borstlap dat tijdelijk werk ook echt tijdelijk wordt ingezet.

Toch is er in het primair onderwijs mogelijk nog wel iets te winnen. Soms is het onvermijdelijk dat vervangers van afwezige leraren een kort tijdelijk contract krijgen, maar veel schoolbesturen kunnen dit verder beperken door meer samenwerking met andere schoolbesturen te zoeken.

De WRR concludeert dat de intensivering van het werk ook voor meer druk zorgt op de balans tussen werk en privé. Werknemers met een hoge werkdruk hebben vaker burn-outklachten. De PO-Raad ziet ook in het primair onderwijs een nog altijd relatief hoog ziekteverzuim en burn-outklachten als gevolg van hoge werkdruk. Het rapport noemt een aantal hulpbronnen en regelmogelijkheden voor werknemers die van belang zijn om met de (oorzaken van) hoge werkdruk om te gaan:

  • Steun van leidinggevenden en collega’s;
  • Praten over de problemen (‘gedeelde smart is halve smart’);
  • Taken overnemen door collega’s;
  • Autonomie: controle over wat je wanneer moet doen en op welke manier.

De werkdrukmiddelen waarover de teams in de scholen in het primair onderwijs kunnen beslissen, sluiten hier goed op aan. We zien dan ook dat deze middelen een positief effect hebben op de ervaren werkdruk in de scholen.

De rapporten noemen een gebrek aan investering in scholing en ontwikkeling ook als aandachtspunt. In het primair onderwijs wordt de basis gelegd voor ‘leven lang ontwikkelen’. Daarnaast hebben schoolbesturen in hun rol als werkgever een verantwoordelijkheid voor het leven lang blijven ontwikkelen van hun werknemers. In de nieuwe cao voor het primair onderwijs zijn afspraken gemaakt over een individueel ontwikkelbudget voor elke medewerker. Daarmee heeft de medewerker ook zijn eigen verantwoordelijkheid om zijn ontwikkeling vorm te geven. Vanuit goed werkgeverschap stimuleert het schoolbestuur deze ontwikkeling.

De PO-Raad gaat de rapporten van de commissie-Borstlap en de WRR de komende periode verder bespreken tijdens bijeenkomsten van de Arbeidsvoorwaardencommissie (met schoolbestuurders). Wat zijn bijvoorbeeld aanbevelingen die specifiek voor het primair onderwijs van belang zijn? Met welke aanbevelingen kunnen we in onze sector goed en aantrekkelijk werk stimuleren? Daarnaast bespreken we deze vragen ook in het bredere verband van de Zelfstandig Publieke Werkgevers.