Nieuws

Regels voor tijdelijke contracten in het openbaar primair onderwijs gaan veranderen

De Wet normalisering rechtspositie ambtenaren brengt met zich mee dat onder andere de regels over tijdelijke contracten wijzigen. Het is raadzaam voor openbare schoolbesturen om bij de formatie voor het komende schooljaar rekening te houden met de huidige bepalingen over tijdelijke contracten voor het bijzonder onderwijs.

Op 1 januari 2020 treedt de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) in werking. Deze wet heeft belangrijke gevolgen voor het openbaar onderwijs. Vanaf dat moment wordt de (eenzijdige) aanstelling van een personeelslid in het openbaar onderwijs van rechtswege omgezet in een (tweezijdige) arbeidsovereenkomst. Medewerkers zijn dan geen ambtenaar meer en vallen niet meer onder het Ambtenarenrecht. Ze worden 'werknemers in de zin van het Burgerlijk Wetboek (BW)' en het private arbeidsrecht is van toepassing.

Tijdelijke contracten

Op dit moment zijn de regels over tijdelijke contracten in het bijzonder onderwijs beschreven in hoofdstuk 3 en voor het openbaar onderwijs in hoofdstuk 4 van de CAO PO 2018-2019. Per 1 januari 2020 zijn de regels van hoofdstuk 4 voor het openbaar onderwijs niet meer van toepassing en zal voor openbaar- en bijzonder onderwijs dezelfde regels uit de cao gelden.

Wettelijke ketenregeling

De wettelijke ketenregeling in het private arbeidsrecht is vastgelegd in artikel 7:668a BW. Hierin is opgenomen dat tijdelijke arbeidsovereenkomsten zijn toegestaan als er niet meer dan drie contracten in 24 maanden worden overeengekomen. Wordt het aantal contracten (3) of de duur (24 maanden) overschreden, dan ontstaat een contract voor onbepaalde tijd. Als tussen twee tijdelijke contracten een periode van meer dan zes maanden zit, dan ontstaat een zogenaamde ‘nieuwe keten’.

De ketenregeling wordt voor het primair onderwijs nader uitgewerkt in hoofdstuk 3 van de cao. Hierin is opgenomen dat een contract in beginsel voor onbepaalde tijd wordt aangegaan, maar dat in bepaalde gevallen een tijdelijk contract gegeven kan worden. De belangrijkste (maar niet enige) gronden voor tijdelijke contracten in dit hoofdstuk opgenomen zijn:

  • Dienstverband voor bepaalde tijd met uitzicht op een vast contract. De duur is ten hoogste 12 maanden met een mogelijke verlenging van nogmaals ten hoogste 12 maanden in zeer bijzondere gevallen;
  • Werkzaamheden van kennelijk tijdelijke aard (tijdelijke vacature). Opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd met tussenpozen van ten hoogste 6 maanden en een periode van 24 maanden (deze tussenpozen inbegrepen), wordt de laatste arbeidsovereenkomst een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd; of meer dan 3 opvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd (tussenpozen van ten hoogste 6 maanden) wordt de laatste arbeidsovereenkomst een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
  • Vervanging, 6 elkaar opeenvolgende tijdelijke arbeidsovereenkomsten, maximale duur van elkaar opvolgende arbeidsovereenkomsten 36 maanden;
  • Vervanging wegens ziekte van een leraar, onbepaald aantal arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd voor een periode van maximaal 36 maanden.

Geen overgangsrecht

De Wnra bevat geen overgangsrecht ten aanzien van de ketenregeling. Dit betekent dat op 1 januari 2020 direct de privaatrechtelijke regels (die nu dus al gelden voor het bijzonder onderwijs) over tijdelijke contracten van toepassing zijn. Er zijn momenteel nog aanzienlijke verschillen tussen de regels over tijdelijke contracten in het openbaar- en het bijzonder primair onderwijs. Hieronder twee voorbeelden.

Voorbeeld 1:

Per 1 september 2019 wordt met een werknemer een derde contract in drie jaar overeengekomen, met een einddatum van 1 maart 2020, voor werkzaamheden van kennelijk tijdelijke aard (tijdelijke vacature). Op 1 januari 2020 ontstaat direct van rechtswege een vast contract, omdat op dat moment de (privaatrechtelijke) maximale termijn van 24 maanden wordt overschreden.

Voorbeeld 2:

Per 1 december 2019 wordt met een werknemer voor werkzaamheden van kennelijk tijdelijke aard (tijdelijke vacature) een vierde contract in twee jaar overeengekomen. Einddatum van het dienstverband is 1 februari 2020. Op 1 januari 2020 ontstaat direct van rechtswege een vast contract, omdat op dat moment het (privaatrechtelijke) maximaal aantal contracten van drie wordt overschreden.

Recente wijziging

Tot voor kort was op bepaalde punten nog onzeker wat de precieze gevolgen waren van de automatische omzetting van een aanstelling naar een arbeidsovereenkomst. Zo was er bijvoorbeeld discussie over of de aanstellingen in de periode vóór 1 januari 2020 dienden mee te tellen bij de berekening van de transitievergoeding. Een recente nota van wijziging heeft hierin meer duidelijkheid verschaft. In de wet wordt het volgende opgenomen:

“Met ingang van het tijdstip van de inwerkingtreding van artikel I van de Wet normalisering ambtenaren worden aanstellingen verleend voorafgaand aan de aanstelling, bedoeld in het eerste lid (= de aanstelling die van rechtswege wordt omgezet in een arbeidsovereenkomst), als arbeidsovereenkomsten naar burgerlijk recht beschouwd.”

Eerdere aanstellingen worden daarmee als arbeidsovereenkomst beschouwd. Deze nadere duiding is van belang voor de toepassing van de ketenregeling, de berekening van de opzegtermijn en de vaststelling van het recht op transitievergoeding bij ontslag.

Heb je naar aanleiding hiervan vragen, neem dan contact op met een van de juristen bij de Helpdesk.