Nieuws

PO-Raad wil simpelere bekostiging primair onderwijs

Versimpel de bekostiging van het primair onderwijs, zodat schoolbesturen beter zicht hebben op hoeveel geld ze jaarlijks te besteden hebben en voor maatschappij en politiek inzichtelijker wordt waaraan zij het geld uitgeven. Daarvoor pleit de PO-Raad. De huidige bekostiging is complex omdat deze is opgebouwd uit veel verschillende onderdelen, die op verschillende momenten in het jaar worden uitbetaald.

Vijftig verschillende parameters bepalen hoeveel geld een schoolbestuur jaarlijks krijgt om goed onderwijs van te organiseren. Het aantal leerlingen speelt een rol, hun risico op achterstanden, er wordt geld gerekend voor onderhoud aan de tuin, voor schoonmaak et cetera. Weliswaar is de bekostiging opgebouwd uit deze componenten, het totaalbedrag geldt als zogenoemde lumpsum. Schoolbesturen mogen in overleg met hun medezeggenschapsraad bepalen waaraan ze het geld uitgeven zodat scholen hun onderwijs kunnen afstemmen op hun lokale omstandigheden.

Tegelijkertijd schept deze systematiek regelmatig verkeerde verwachtingen. De verschillende parameters worden vaak gezien als verplichtingen waaraan het geld moet worden besteedt. Die verwachtingen worden dan ook niet altijd waargemaakt. Daar komt dus bij dat schoolbesturen vaak pas gaandeweg het schooljaar weten hoeveel geld zij exact te besteden hebben. Soms ontvangen ze geld pas laat in het schooljaar of na afloop ervan. Als dit geld vervolgens niet is uitgegeven, lijkt het of ze aan het eind van het jaar onnodig veel reserves hebben opgebouwd. Zo hielden schoolbesturen in het primair onderwijs het afgelopen jaar samen 110 miljoen euro over, blijkt uit recente cijfers van Dienst Uitvoering Onderwijs. Overigens betekent dat dat scholen van iedere euro 0,989 cent wél uitgeven. (zie kader)

Deze complexiteit zorgt voor veel discussies en verkeerde beeldvorming over de bekostiging en waaraan schoolbesturen hun geld uitgeven. De PO-Raad vindt daarom dat de bekostiging eenvoudiger moet worden gemaakt. Dat kan door het aantal parameters flink terug te snoeien en scholen per kalenderjaar te bekostigen in plaats van per schooljaar. Op die manier lopen de begrotingen die besturen moeten maken en de verantwoording achteraf via jaarverslagen, synchroon met de bekostiging. Dat maakt dat ze scherper kunnen begroten en het voorkomt ook verkeerde verwachtingen over uitgaven. Bovendien wordt de verantwoording makkelijker en beter. Ook de Onderwijsraad pleitte er onlangs voor de bekostiging te vereenvoudigen.

De PO-Raad is hierover inmiddels met het ministerie van Onderwijs in gesprek. Ook spreekt ze hier verder over met haar leden tijdens de regiobijeenkomsten in oktober. Daarnaast gaat ze in gesprek met leden die een relatief hoge vermogenspositie hebben. Dat moet meer inzicht geven in de redenen waarom sommige besturen meer en anderen minder geld in kas houden en de knelpunten die hierbij mogelijk een rol spelen. Sowieso heeft ieder bestuur een bepaalde reserve nodig om toekomstige en onverwachte uitgaven van te kunnen betalen, bijvoorbeeld voor leermaterialen, onderhoud aan het schoolgebouw et cetera. De vraag is wat hiervoor een verantwoorde reserve is en wanneer het ‘te veel’ is. Op basis van de gesprekken wil de PO-Raad het rekenmodel voor besturen verder aanscherpen en actualiseren zodat zij sneller en beter inzicht krijgen in of hun financiële buffers gezond zijn.

Hoe zit het met die reserves?

Reserves in het primair onderwijs lopen al snel op tot grote getallen omdat de sector ruim zevenduizend scholen telt. Schoolbesturen hielden het afgelopen jaar (2017) samen 110 miljoen euro over. Dat betekent dat 1,1 procent van de totale bekostiging niet werd uitgegeven en dat schoolbesturen van iedere euro 0,989 cent wél uitgaven. In 2016 hield de sector 75 miljoen euro over.

Naar verwachting zal het oplopende lerarentekort de komende jaren zorgen voor verder stijgende vermogens omdat schoolbesturen wel geld ontvangen om personeel van te betalen terwijl dat personeel er niet is.
Samenwerkingsverbanden PO hielden het afgelopen jaar minder over dan het voorgaande jaar. In 2017 ging het om 10 miljoen euro, in 2016 ging om 25 miljoen euro.

Meer weten over de financiën in het primair onderwijs? Kijk eens op onze webpagina De centen van de sector.