Nieuws

Verwarring over geld voor loon leraren

Met het aangekondigde geld voor ‘betere arbeidsvoorwaarden in het primair onderwijs’, wordt de loonkloof met andere sectoren niet ingelopen, laat staan gedicht. Deze zogenoemde loonruimte, die minister Arie Slob (Onderwijs) woensdagochtend opnieuw bekend maakte, zorgt er enkel voor dat de loonkloof niet groter wordt en voorkomt dus dat onderwijspersoneel erop achteruit gaat. Álle onderwijs- en overheidssectoren krijgen er namelijk geld bij zodat hun lonen kunnen meebewegen met die van werknemers van bedrijven.

De minister maakte woensdagochtend het bedrag bekend dat hiermee is gemoeid: structureel 285 miljoen euro. De suggestie wordt daarmee gewekt dat er éxtra, dus nieuw, geld beschikbaar is om bijvoorbeeld leraren en schoolleiders meer salaris te betalen zodat het vak aantrekkelijker wordt. Gezien de groeiende personeelstekorten is dat heel belangrijk. De salarissen in het primair onderwijs kunnen nu niet concurreren met die in andere sectoren, zo bleek deze week ook weer eens uit een rapport van de OECD (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling).

De loonruimte kan hier echter niet voor zorgen. Het gaat hier namelijk om geld dat het ministerie van Binnenlandse Zaken jaarlijks standaard beschikbaar stelt om de stijgende personeelskosten van te betalen (indexatie van personele bekostiging), dus bijvoorbeeld ook de gestegen pensioenpremies. Sociale partners maken aan de cao-tafel afspraken hoe dit geld precies wordt verdeeld. Het bedrag dat hier dit jaar voor beschikbaar was, was al langer bekend en verwerkt in het bod dat de PO-Raad heeft gedaan bij de cao-onderhandelingen. Op Radio 1 bevestigde minister Slob dat het niet om nieuw geld gaat. (Luister terug via Radio 1 gemist, rond de klok van 9:10 uur)

Voor het voortgezet onderwijs geldt zoals gezegd dezelfde referentieruimte. In de redenering van Slob zou er voor het voortgezet onderwijs dan 216 miljoen euro beschikbaar komen. 

Om de kloof met andere sectoren wél verder te dichten en daarmee werken in het onderwijs aantrekkelijker te maken, pleitten vakbonden, VO-raad en PO-Raad voor de zomer voor een noodpakket. Om serieus werk te maken van het lerarentekort en de hoge werkdruk in het funderend onderwijs is een nieuwe investering nodig van 423,5 miljoen euro voor het begrotingsjaar 2020. PO-Raad, VO-raad en de vakbonden deden in een brief een dringende, gezamenlijke oproep aan het kabinet om de noodzakelijke middelen hiervoor vrij te maken. Alleen op die manier kan het primair onderwijs een belangrijke en broodnodige verdere stap zetten naar eerlijke salarissen voor alle personeel en het verkleinen van het loonverschil met het voortgezet onderwijs.

Zij-instroom en regionale aanpak

Minister Slob kondigde daarnaast aan meer subsidie beschikbaar te stellen voor het opleiden van zij-instromers. Zeker in het primair onderwijs zijn er steeds meer mensen van buiten het onderwijs die zich melden om voor de klas te gaan, schrijft de minister in een brief aan de Tweede Kamer. Door het verhogen van de subsidie kunnen alle aanvragen voor zij-instroom worden gehonoreerd, ook die nu op de wachtlijst staan. Goed nieuws, vindt de PO-Raad. Ze is blij dat de minister hiervoor extra geld uittrekt. Het opleiden van meer zij-instomers is een belangrijke sleutel in het oplossen van het lerarentekort. Schoolbesturen kunnen voor dit jaar nog tot 15 oktober een aanvraag indienen.

Ook voor het op regionaal niveau aanpakken van het lerarentekort stelt de minister extra subsidie beschikbaar. Daarmee kunnen besturen en opleidingen op regionaal niveau samenwerken aan het oplossen van het probleem.