Interview

Uitdagingen en kansen van toenemende leerlingenaantallen in het gespecialiseerd onderwijs

De idealen van inclusief onderwijs zijn helder: elk kind een thuisnabije plek in de klas, waar het zich gezien en ondersteund voelt. Maar achter deze mooie ambitie gaat een complexe realiteit schuil. Terwijl het aantal leerlingen in het speciaal basisonderwijs licht daalt, groeien de aantallen in het speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs juist gestaag. Wat zegt dat over de stand van passend onderwijs in Nederland? En hoe zorgen scholen ervoor dat de kwaliteit niet onder druk komt te staan? 
In dit interview spreekt bestuurder Hennie Loeffen van De Onderwijsspecialisten openhartig over de kansen én knelpunten van deze ontwikkeling. Over volle klassen, beperkte ruimte en de noodzaak om anders te denken over samenwerking en schoolorganisatie. Een eerlijk gesprek dat laat zien hoe veerkrachtig het gespecialiseerd onderwijs is – en hoe broodnodig verandering.

Wil je meer lezen over de ontwikkelingen in het speciaal onderwijs? Lees de themarapportage Gespecialiseerd onderwijs van de PO-Raad en de Sectorraad GO.

Sinds een aantal jaar staat het inclusiever (maken van het) onderwijs bij veel scholen op de agenda. Inclusief onderwijs wil zeggen dat alle kinderen en jongeren toegang hebben tot een school in de buurt en iedereen meetelt, meedoet, gelijkwaardig is en samen kan leren. Dat betekent ook dat er extra ondersteuning moet zijn voor kinderen die dat nodig hebben, zodat zij op een school binnen het reguliere basisonderwijs kunnen blijven. De meest recente cijfers uit de Themarapportage gespecialiseerd onderwijs, gemaakt door de Sectorraad GO en de PO-Raad, ondersteunen deze ontwikkeling. Er is namelijk een daling te zien van het aantal leerlingen op het speciaal basisonderwijs (SBO). Dit type onderwijs is er voor leerlingen die (tijdelijk) extra ondersteuning nodig hebben bij het leren en opgroeien, maar voor wie het niet noodzakelijk is om naar het speciaal onderwijs (SO) te gaan. Een daling van de leerlingenaantallen op deze scholen zou erop kunnen duiden dat leerlingen die voorheen naar het SBO zouden gaan, nu voldoende ondersteuning krijgen binnen het reguliere onderwijs om daar te kunnen blijven. 

Tegelijkertijd laat de themarapportage ook zien dat de leerlingenaantallen op het speciaal onderwijs (SO) en voortgezet speciaal onderwijs (VSO) de afgelopen periode juist zijn toegenomen. Betekent dat dan toch dat inclusief onderwijs verder weg is dan gedacht? Nee, zegt Hennie Loeffen, bestuurder bij De Onderwijsspecialisten. “Natuurlijk kan en moet er nog veel ontwikkeld en verbeterd worden, maar er wordt met elkaar op veel verschillende vlakken iedere dag hard gewerkt aan inclusiever onderwijs.” 

Samenwerkingsverbanden

Naast zijn werk in het dagelijks bestuur van De Onderwijsspecialisten, een stichting met 30 scholen binnen het SBO, SO en VSO, is Loeffen ook bestuurlijk actief in verschillende samenwerkingsverbanden in de regio. “Samenwerken is noodzakelijk om de kwaliteit van het onderwijs te kunnen blijven garanderen en ervoor te zorgen dat er passend onderwijs is voor ieder kind.” En hoewel iedereen doordrongen is van het belang en het nut van de samenwerkingsverbanden, is samenwerken niet altijd eenvoudig en vanzelfsprekend. “De verdeling van financiële middelen en onduidelijk belegde verantwoordelijkheden kan soms voor een spanningsveld zorgen. Want wie pakt nu wat op en uit welk potje wordt dat bekostigd?” Met steeds verder groeiende leerlingenaantallen in het gespecialiseerd onderwijs en steeds minder financiële middelen voor de ondersteuning in het reguliere onderwijs staan de samenwerkingsverbanden op z'n zachtst gezegd voor een flinke uitdaging.

Leerlingenaantallen stijgen

Ook op de scholen van De Onderwijsspecialisten groeit het aantal leerlingen op het SO en VSO. “Sinds de Wet Passend Onderwijs van kracht werd in 2014 zien we eigenlijk een constante groei van cluster 3 leerlingen”, geeft Loeffen aan. De scholen van De Onderwijsspecialisten bieden onderwijs aan voor cluster 3 en 4. In cluster 3 gaat het om leerlingen met een lichamelijke, verstandelijke en/of meervoudige beperking en langdurig zieke leerlingen met een somatische achtergrond. Cluster 4 betreft kinderen met een ondersteuningsbehoefte op het gebied van gedrag en kinderen met een psychische problematiek. 
“Waar voor 2014 vaak nog een beroep werd gedaan op vrijstellingen voor kinderen met een (ernstige) meervoudige beperking, zien we sinds die tijd dat meer kinderen het speciaal onderwijs instromen.” Voor de kinderen zelf een prima ontwikkeling, maar in het bekostigingssysteem is daar geen rekening mee gehouden. Daarnaast kunnen ook maatschappelijke ontwikkelingen invloed hebben op de leerlingenaantallen in het SO en VSO. “Het aantal jongeren dat jeugdzorg ontvangt, is de afgelopen jaren enorm toegenomen. Dat heeft ertoe geleid dat er ook binnen het onderwijs kinderen zijn die extra ondersteuning nodig hebben en mede daardoor een verwijzing krijgen voor een (V)SO-school.”

Ruimte om te groeien steeds kleiner

Natuurlijk is het een goede ontwikkeling dat steeds meer kinderen en jongeren toegang hebben tot passend onderwijs. Toch ziet Loeffen ook een uitdaging door deze tendens. “De ruimte om te groeien staat onder druk. Zelf hebben we ook al gezegd dat we niet meer willen groeien. We zitten in onze scholen inmiddels aan de maximale capaciteit van onze medewerkers en gebouwen. Nog meer groeien zou een vermindering van kwaliteit betekenen. En dat willen we voorkomen. Ook vanuit de financieringsstructuur is dit onhoudbaar. ” Blijft de huidige groei aanhouden, dan kan het zijn dat er meer kinderen thuis komen te zitten, omdat er niet direct plaats is bij een passende school.  

Onderwijs onder één dak

Ondanks dat de uitdagingen groot zijn en een oplossing niet zo 1,2,3 voorhanden is, heeft Loeffen daar wel zo zijn ideeën over. “Het allerbelangrijkste is dat we de kwaliteit van het onderwijs kunnen behouden en waar mogelijk verder verbeteren.” Zo is er in zijn optiek nog veel winst te behalen bij het anders organiseren van het onderwijs. “De constructie van één leraar voor de klas die alleen het onderwijs verzorgt, kent al een hele lange historie. Ik denk dat als we gebruik maken van verschillende soorten professionals we niet alleen de arbeidsmarktkrapte aanpakken, maar ook het onderwijs verrijken.” Daarnaast ziet Loeffen ook kansen voor het werken aan inclusiever onderwijs: “Ik denk dat we veel meer moeten toewerken naar gespecialiseerd onderwijs en regulier onderwijs samen onder één dak. De nadruk vanuit inclusiever onderwijs ligt nu vaak op onderwijs in één klas. Maar de vraag is of dat voor alle kinderen even goed past. Zorg je er echter voor dat je verschillende soorten onderwijs in één gebouw onderbrengt, dan kun je leren van elkaar en gebruik maken van elkaars expertise. En je werkt zo toe naar een meer inclusieve samenleving, waarin verschillende kinderen met elkaar opgroeien en dat ook heel normaal vinden. Dan maken we niet alleen in het onderwijs, maar ook als maatschappij echt stappen richting een inclusievere samenleving.” 

Elke leerling droomt van zijn of haar eigen toekomst.