Vrijwilligersbestuur maakt plaats voor ander model
De Kwaliteitsagenda helpt leden van de PO-Raad bij de verdere professionalisering van het primair onderwijs. Schoolbesturen moeten uiterlijk in 2031 zijn geaccrediteerd om aan te tonen dat zij verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen ontwikkeling en kwaliteit. Maar wat betekent deze afspraak voor kleine besturen waar vaak nog een vrijwillig bestuur is? Jack Slangen, directeur-bestuurder van KBS Laurentius in Breda, weet er alles van. Hij leidde zijn school van een ouderbestuur naar een professioneel Raad van Toezicht-model. “Het was gewoon tijd om het formeel goed te regelen. We deden het in de praktijk al, maar nu klopt het juridisch ook.”
KBS Laurentius is een grote basisschool met ruim 700 leerlingen en 60 medewerkers. De school werd jarenlang bestuurd door een groep betrokken ouders. “Dat werkte prima, maar de taken en risico’s zijn de afgelopen tien jaar enorm toegenomen. Dan kun je niet meer leunen op betrokken ouders, hoe goed ze het ook bedoelen.” Daarom koos Slangen, in overleg met het (vrijwilligers)bestuur, voor een andere inrichting. “We hebben nu een Raad van Toezicht en ik ben formeel directeur-bestuurder en dus ook op die manier aansprakelijk.”
Volwassen organisatie
Hoewel de nieuwe inrichting goed aansluit bij de koers van de PO-Raad, benadrukt Slangen dat de behoefte voor een ander model intern gedreven was. “Binnen het bestuur was er al langere tijd een goede discussie over waar de verantwoordelijkheid precies lag. In de dagelijkse praktijk bleek de verantwoordelijkheid anders te liggen dan we op papier hadden vastgelegd. Voor ons was het daarom eigenlijk ook niet meer dan een volgende stap in een volwassen organisatie.”
Wel ziet Slangen het voordeel van de Kwaliteitsagenda waarbij schoolbesturen de komende jaren moeten aantonen dat ze voldoen aan professionele standaarden. “Vrijwilligersbesturen kunnen onmogelijk een volledig accreditatieproces doorlopen”, vindt Slangen. “Niet omdat ze het niet willen, maar in termen van tijd en verantwoordelijkheid. Daarom moet je de organisatie anders inrichten, met een professioneel bestuurder en een toezichthoudend orgaan. Bij ons zijn de ouders nog steeds enorm betrokken. Zij kunnen me aan het denken zetten en kijken of ik de juiste dingen doe. Maar ze hoeven niet meer op de stoel van de bestuurder te zitten.”
Professionalisering als logische stap
Slangen vindt de accreditatie overigens een logische stap in de ontwikkeling die het primair onderwijs doormaakt. “Schoolleiders werken al jaren met een register waarin scholing en ontwikkeling verplicht zijn. Eerlijk gezegd vind ik het vreemd dat dit op bestuurlijk niveau nog niet was geregeld. Juist de bestuurder draagt een grote verantwoordelijkheid en dan is het ook logisch dat er eisen en verwachtingen zijn van die functie.”
Daarnaast stelt hij dat de accreditatie ook een middel is om het vertrouwen te versterken. “Het helpt in de verantwoording richting politiek en maatschappij. Bestuurders staan er niet altijd positief voor, terwijl het grootste deel van de collega’s zijn werk uitstekend doet. Accreditatie maakt dit transparant en laat zien dat we onze professionaliteit serieus nemen."
Koudwatervrees bij kleine besturen
Ondanks deze positieve punten, ziet Slangen dat er bij kleinere besturen soms koudwatervrees is. Zeker bij de zogeheten eenpitters die net als KBS Laurentius niet zijn aangesloten bij een stichting. “Je kunt bij deze ontwikkeling niet aan de zijlijn blijven staan. Als eenpitter moet je een keuze maken. Wil je zelfstandig blijven? Dan moet je je organisatie professioneel gaan inrichten, binnen de wettelijke kaders en de verwachtingen van deze tijd.”
Zelf koos hij bewust voor zelfstandigheid. “We hadden kunnen aansluiten bij een groter bestuur, maar dat willen we niet. Nu sta ik dagelijks in de school, zie de kinderen, spreek de collega’s. De lijnen zijn kort en beslissingen snel gemaakt. Die nabijheid wil ik behouden. Helemaal omdat bij ons alle besluiten worden genomen met onze school in het achterhoofd. Ik hoef geen keuzes te maken die wellicht voor de ene school wat minder positief uitpakken, maar voor een andere school binnen het bestuur wel passend zijn. Besturen is bij ons altijd maatwerk.”
Samen sterker
Voor collega-directeuren die nog twijfelen heeft Slangen een heldere boodschap. “Het traject is niet zo pittig als je misschien denkt. Natuurlijk vraagt het tijd en energie, maar als je het goed aanpakt, is het een mooi proces. We hebben vanaf het begin de medezeggenschapsraad meegenomen en ons laten begeleiden door professionals die dit dagelijks doen. Uiteindelijk geeft het mij als directeur-bestuurder ook erkenning dat de organisatie goed op orde is.”
Slangen hoopt niet dat de koudwatervrees collega-besturen ervan weerhoudt met hun bestuur aan de slag te gaan, of zelfs besluiten om zonder de PO-Raad verder te gaan. “Ik kan het iedereen afraden om zonder de PO-Raad verder te gaan. Als collectief kun je invloed uitoefenen op de politiek en keuzes die landelijk worden gemaakt.” Hij heeft dan ook een duidelijk advies: “Als je doet wat nodig is voor goed onderwijs, voldoe je al aan het grootste deel van de voorwaarden van de Kwaliteitsagenda. Je moet het alleen nog vastleggen. Zie accreditatie niet als een verplichting, maar als een kans om te laten zien hoe professioneel we als bestuurders zijn.”



