Veelgestelde vragen

Over Professionalisering bestuur

Mag een lid van het intern toezicht tegelijkertijd de functie van bestuurder vervullen voor een vo-bestuur in hetzelfde voedingsgebied?

De Code Goed Bestuur schrijft voor dat een lid van het intern toezichtsorgaan niet tegelijkertijd de functie van bestuurder kan vervullen bij een andere organisatie in dezelfde sector, en ook niet bij een organisatie in een aanpalende onderwijssector in hetzelfde voedingsgebied.

Onder ‘aanpalend’ moet worden verstaan die schoolbesturen waar leerlingen naartoe doorstromen als ze de scholen van het eigen bestuur verlaten. In de praktijk gaat het wat betreft het PO dan bijna altijd om VO-besturen. Voor deze besturen in hetzelfde voedingsgebied geldt dat de schijn van belangenverstrengeling moeilijk te voorkomen is, zelfs als het reglement van de RvT hierin voorziet en leden een onafhankelijkheidsverklaring tekenen. 

Overigens geldt voor alle bepalingen van de Code Goed Bestuur het ‘pas toe of leg uit’-principe. Besturen kunnen gemotiveerd afwijken van de Code Goed Bestuur, mits ze dit in het jaarverslag goed motiveren. Op deze manier kunnen schoolbesturen inspelen op specifieke omstandigheden zoals de beperkte beschikbaarheid van goede kandidaten voor de RvT.

Is een fusie-effectrapportage vereist bij minder dan 500 leerlingen?

De motieven om toch een FER te verlangen bij een fusie tussen scholen of besturen zijn uitgebreid beschreven in de Memorie van toelichting bij het wetsvoorstel.  

In lijn met het advies van de Onderwijsraad is de fusie-effectrapportage primair een instrument voor de belanghebbenden om inzicht te krijgen in motieven, doelen en effecten, en om daarop invloed te kunnen uitoefenen. Voor het bestuur dient de fusie-effectrapportage om draagvlak onder de belanghebbenden te verwerven. Het is een vorm van transparantie waarmee het bestuur (van zowel rechtspersonen als onderwijsinstellingen) zich verantwoordt over fusievoornemens.

De volgende elementen dienen in een fusie-effectrapportage aan de orde te komen: 

  • De motieven voor de fusie:
    • wat zijn de beweegredenen, is er bijvoorbeeld een noodzaak om te fuseren?
    • heeft het bestuur alternatieven voor een fusie onderzocht, heeft het andere rechtsvormen overwogen?
    • wanneer vindt het fusieproces plaats en over welke periode strekt de fusie zich uit?
  • Doelen en effecten:
    • wat wil het bestuur bereiken, bijvoorbeeld een hogere kwaliteit of meer keuzemogelijkheden voor leerlingen of studenten?
    • zijn er gekwantificeerde doelen?
    • welke effecten verwacht het bestuur dat zullen optreden?
    • welke onbedoelde neveneffecten kunnen optreden, bijvoorbeeld op het schoolklimaat en de betrokkenheid van leerlingen, ouders, studenten en personeel?
  • Effecten van de fusie op spreiding en omvang van onderwijsvoorzieningen in de regio:
    • bij dit punt geeft het bestuur aan wat de gevolgen zijn voor de bereikbaarheid en toegankelijkheid van voorzieningen en voor de overzichtelijkheid van die voorzieningen.
    • voor de bve-sector en het hoger onderwijs geeft het bestuur eveneens aan wat de gevolgen zijn voor het afnemend veld en het regionaal bedrijfsleven.
  • Effecten van de fusie op diversiteit:
    • bij dit punt geeft het bestuur aan hoe hij waarborgt dat in een bepaalde regio variëteit van het onderwijsaanbod blijft bestaan of zelfs groter wordt door de fusie. Daarbij gaat het zowel om diversiteit op het niveau van onderwijsinstellingen als om het niveau van opleidingen of vestigingen. Bij dat laatste gaat het om wat men zou kunnen noemen «interne keuzevrijheid»: de mogelijkheid om te kiezen uit een gevarieerd onderwijsaanbod binnen een bestuurlijke eenheid.
  • Effect op keuzevrijheid:
    • hebben leerlingen, hun ouders en studenten een reële keuze uit onderwijsinstellingen van een bepaalde richting?
  • De kosten en baten van de fusie:
    • welke financiële kosten en baten treden op, is de continuïteit voldoende gewaarborgd, wat zijn de risico’s?
    • welke niet-financiële kosten en baten treden op?
  • Effecten op het personeel, de leerlingen/studenten en de ouders:
    • gevolgen voor voorzieningen;
    • wat betekent de fusie voor arbeidsvoorwaarden, personeelsbeleid en medezeggenschap?
    • wat zijn de gevolgen voor betrokkenheid van leerlingen, voor hun motivatie en mogelijkheden voor medezeggenschap?
    • wat zijn de gevolgen voor de betrokkenheid van ouders (in ieder geval in het funderend onderwijs)?
  • Op welke manier de fusie wordt gecommuniceerd en geëvalueerd:
    • op welke manieren en via welke kanalen worden de belanghebbenden betrokken bij het fusieproces? De betrokkenheid en instemming van de medezeggenschapsorganen volstaat niet altijd. Het kan nodig zijn om naast medezeggenschap de belanghebbenden op andere manieren te betrekken bij het fusieproces.
    • wanneer en hoe vindt een evaluatie plaats of de doelen zijn bereikt en welke effecten zijn opgetreden, vooral op de punten van spreiding, omvang, variëteit, keuzevrijheid?

Als de fusie effectrapportage deze elementen bevat, kunnen de belanghebbenden zich een goed oordeel vormen over de noodzaak of wenselijkheid van een fusie en zijn ze optimaal betrokken. Dat is het belangrijkste doel van de fusie effectrapportage. Daarmee geven we ruimte aan de autonomie van instellingen en het zelfregulerend vermogen van de sector. De rapportage is een instrument dat de «checks & balances» rond een instelling versterkt.

Het bestuur kan de opsomming van noodzakelijke onderdelen van de fusie effectrapportage naar eigen inzicht uitbreiden. De medezeggenschap kan ook om aanvullingen vragen.

Daarnaast is de fusie effectrapportage een middel voor de minister om te toetsen of instellingen een zorgvuldig proces hebben doorlopen. Het gaat om de vraag of het voornemen om te fuseren voldoende is gelegitimeerd onder de belanghebbenden. De minister toetst daartoe of de fusie effectrapportage voldoet aan de formele eisen die hij daaraan stelt. Op een aspect zal de minister echter ook materieel toetsen, namelijk of keuzevrijheid voldoende is gewaarborgd.

De fusie effectrapportage wordt voorgeschreven bij ieder voornemen van fusie van besturen of instellingen. Ook voor de fusies in het basisonderwijs die zich voltrekken onder de ingestelde toetsdrempel, wordt de rapportage verplicht. Hierdoor wordt in alle gevallen gewaarborgd dat fusiebeslissingen in nauw overleg met alle belanghebbenden tot stand komen. Voor de fusie effectrapportage wordt een aanvraagformulier met toelichting ontwikkeld. Zo ligt de vorm vast. Een vast format versnelt de procedure en vergemakkelijkt het opstellen van een dergelijke rapportage. Dat vermindert dus de bureaucratische lasten voor zowel de onderwijsinstellingen als de toetsende instantie.

Wat verandert er met ingang van 1 januari 2021 voor de benoeming van een bestuurder van een samenwerkingsverband?

Als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet actualisering deugdelijkheidseisen funderend onderwijs, is de benoeming van een bestuurder in een samenwerkingsverband in lijn gebracht met de procedure voor benoeming van het bevoegd gezag van een school.

Vanaf 1 januari 2021 moet voor het benoemen van een bestuurder van het samenwerkingsverband een sollicitatiecommissie worden ingesteld, waarvan in elk geval deel uitmaken:

  • een lid uit of namens de personeelsgeleding van de MR van het samenwerkingsverband;

  • een lid uit of namens de personeelsgeleding van de OPR;
  • een lid uit of namens de ouder-/leerlinggeleding van de OPR.

Je leest er meer over in het bericht op de website van infowms.nl.

Een schoolbestuur heeft een boete ontvangen van de Inspectie SZW, omdat een arbeidsongeval niet gemeld was bij die organisatie. Wat is de regelgeving hieromtrent?

Werkgevers zijn verplicht een arbeidsongeval te melden bij de Inspectie SZW. Voor scholen geldt ook dat de meldingsplicht bestaat als een leerling een ongeval overkomt. De boetes op het niet tijdig melden zijn sinds 2013 verhoogd en kan maximaal oplopen tot € 50.000!

Wanneer is een school meldingsplichtig?

Een meldingsplichtig arbeidsongeval is een arbeidsongeval waarbij het slachtoffer aan de gevolgen overlijdt, blijvend letsel oploopt of in een ziekenhuis moet worden opgenomen.

  • Een arbeidsongeval is een ongeval dat plaatsvindt bij of als gevolg van werkzaamheden. Dat kan zijn in een bedrijf of instelling, op een (bouw)locatie, op het land of boerenerf, bij het werken aan de weg, bruggen, viaducten, op of in het water, enzovoorts. Kortom, overal waar werknemers aan het werk kunnen zijn. NB. (Verkeers)ongevallen die tijdens woon-werkverkeer plaatsvinden worden niet als arbeidsongevallen aangemerkt.
  • Onder ‘blijvend letsel’ wordt onder andere verstaan: amputatie, blindheid, of chronische lichamelijke of psychische/traumatische klachten.
  • Onder ‘ziekenhuisopname’ wordt verstaan dat een slachtoffer in een ziekenhuis wordt opgenomen. Ook een dagopname valt hieronder. Poliklinische behandeling wordt dus niet als ziekenhuisopname beschouwd.

Zie voor meer informatie over dit onderwerp de website van SZW:

Wanneer is een school ‘algemeen bijzonder’?

Bijzondere scholen geven les op basis van godsdienst, levensovertuiging of een visie op het onderwijs. Algemeen bijzonder zijn de scholen die niet uitgaan van een godsdienst of levensbeschouwing, maar wel een bepaalde onderwijskundige (pedagogische) grondslag hebben, zoals Jenaplan, Montessori, Dalton, Freinet, etc. De exacte betekenis van bijzonder, algemeen bijzonder en openbaar onderwijs worden uitgelegd op de website van de overheid.

Mag je een school- en pleinverbod opleggen aan een ouder bij verbaal grensoverschrijdend gedrag?

Ja, de school mag een ouder een school- en/of pleinverbod opleggen bij ernstige verstoring van de rust en orde op de school. Dat mag alleen als de ouder meerdere keren is gewaarschuwd. Bij een pleinverbod moet duidelijk zijn hoe lang het geldt. Als de ouder het verbod overtreedt, kun je de politie inschakelen. Als de ouder blijft volharden in het ongewenste gedrag is het zelfs mogelijk zijn of haar kind(eren) te verwijderen van school met als grond ernstige verstoring van rust en orde.

Wie is aansprakelijk voor een ongeval op het schoolplein buiten schooltijd?

Een speelplaats bij een school heeft meestal 2 functies: als openbare ruimte en als schoolplein. Onder schooltijd is het plein in gebruik onder verantwoordelijkheid van het schoolbestuur. Daarna Na en voor schooltijd en daarvoor valt het plein feitelijk onder de openbare ruimte en draagt de gemeente (mede) verantwoordelijkheid. In verband hiermeeOnder andere door deze gedeelde verantwoordelijkheid, is het wenselijk met de gemeente een convenant te sluiten waarin is opgenomen dat beide functies voorkomen en welke partij in welke situatie verantwoordelijk is, indien zich op dit terrein een ongeluk voordoet. Als alles goed is onderhouden en een spelend kind het been breekt, zijn in beginsel het schoolbestuur en de gemeente hiervoor niet aansprakelijk. Maar als het kind door nalatigheid van een één van de partijen struikelt over een opgebroken toegangspad of omhoog gelegen tegels, dan wel ongelukkig valt of schade aan de kleding ontstaat doordat de kwaliteit van de schommel niet in orde is, een paar treden van de glijbaan zijn doorgeroest, het klimrek niet veilig is, et cetera, dient terdege rekening te worden gehouden met een aansprakelijkheidsstelling.

Om vermelde aansprakelijkheid te voorkomen wordt steeds vaker de speelplaats na schooltijd afgesloten en zelfs na overleg met de politie, verboden toegang-bordjes geplaatst. Hierdoor ontstaat voor de politie de mogelijkheid eventueel verbaliserend op te treden en zal ongetwijfeld regelmatiger door hen toezicht worden uitgeoefend. Voor de kinderen uit de buurt betekent dit echter een inperking van speelvoorzieningen, met alle mogelijke gevolgen voor de beweging van kinderen van dien. Alvorens een dergelijk bordje te plaatsen verdient het daarom aanbeveling overleg te voeren met de gemeente om te bezien of dit wel de gewenste oplossing is, respectievelijk het probleem niet alsnog anderszins kan worden ondervangen, bijvoorbeeld door een bordje te plaatsen dat het gebruik van de speelplaats na schooltijd voor eigen risico is, hetgeen minder dreigend naar de buurt overkomt.