Nieuws

PO-Raad: ‘Bij ambitieuze doelstellingen hoort een passend budget’

Ambitieuze doelstellingen van politiek, samenleving en sector lopen steeds verder uit de pas met de huidige bekostiging van het primair onderwijs. Het is daarom in ieders belang dat er onderzocht wordt welke bekostiging nodig is om de hoge verwachtingen en eisen die aan het primair onderwijs worden gesteld, waar te kunnen maken. Die oproep doet de PO-Raad in een brief aan de Tweede Kamer, die op woensdag 21 juni debatteert over het Jaarverslag en Onderwijsverslag 2016 van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW).

Woensdag debatteert de Tweede Kamer met de bewindspersonen van OCW over de mate waarin de begroting voor 2016 overeen is gekomen met de beoogde doelstellingen en beleidsprioriteiten voor dat jaar. De PO-Raad heeft de afgelopen tijd al veelvuldig kenbaar gemaakt dat de bekostiging voor het primair onderwijs op verschillende vlakken ernstig tekortschiet. In een brief die de sectororganisatie in de aanloop van het wetgevingsoverleg van 21 juni naar de Kamer heeft gestuurd, grijpt zij nogmaals de gelegenheid aan om deze zorgen te uiten.

Lumpsumfinanciering

Sinds 2006 ontvangen schoolbesturen in het primair onderwijs één lumpsumbudget, dat is opgebouwd uit verschillende componenten. Hiervan zijn de personele en materiële componenten de grootste. Deze componenten zijn niet bedoeld als bestedingsrichtlijn voor de uitgave van de middelen, maar puur als onderbouwing voor de hoogte van de bekostiging. De lumpsumfinanciering maakt het voor besturen mogelijk om beleid te voeren dat toegespitst is op de specifieke situatie van hun scholen.

In haar brief legt de PO-Raad daarom uit dat het niet zo zeer de bekostigingssystematiek is die onder de loep moet worden genomen, maar vooral de hoogte ervan. Een jarenlange te lage vergoeding voor onder meer onderhoud van schoolgebouwen en lesmaterialen en voortdurende stille bezuinigingen op het onderwijsachterstandenbudget, zijn voorbeelden van falend overheidsbeleid dat ervoor zorgt dat basisscholen watertrappelen en bijna onder water gaan.

Parlementair onderzoek

De verhouding tussen bekostiging enerzijds en de verwachtingen en eisen anderzijds, zijn wat de PO-Raad betreft daarom toe aan een herziening. Om voor eens en altijd duidelijk te maken in hoeverre de huidige bekostiging in lijn is met de ambitieuze doelstellingen van de politiek, samenleving en sector, herhaalt de sectororganisatie haar oproep om een parlementair onderzoek in te stellen naar de bekostiging van het primair onderwijs. Dit moet een einde maken aan discussies rondom dit onderwerp, die steevast afleiden van waar het in het onderwijs om zou moeten draaien, namelijk goed onderwijs voor alle kinderen. En nog belangrijker: het stelt een nieuwe regering in staat om op basis van keiharde feiten toekomstbestendig onderwijsbeleid te maken.

UPDATE: Kamer wil meer inzicht in besteding onderwijsgeld

In het debat drukten ‘rapporteurs’ Harry van der Molen (CDA) en Dennis Wiersma (VVD) namens de Kamer de wens uit om meer inzicht te krijgen in de besteding van het onderwijsgeld. In het bijzonder in waar extra investeringen naartoe gaan. Minister Bussemaker (Onderwijs) liet hierop weten te streven naar zoveel mogelijk inzicht hierin. Desalniettemin is zij van mening dat de huidige bekostigingssystematiek het best past bij ons onderwijsstelsel. Overwegingen over de bestedingen kunnen immers het best gemaakt worden op lokaal niveau door bestuurders, schoolleiders en leraren zelf, aldus de minister.

Tijdens het debat ging het ook over het recente Onderwijsverslag van de Inspectie van het Onderwijs. D66-Kamerlid Paul van Meenen diende een motie in om het predicaat ‘excellente school’ af te schaffen. Volgens hem is dit geen taak van de overheid en moeten de privileges die excellente scholen krijgen, zoals de pilot regelluwe scholen, beschikbaar worden gesteld aan iedere school. De motie werd mede ondersteund door het CDA en de SP. VVD-Kamerlid Bente Becker, die fel tegenstander van de motie van Van Meenen is, vroeg daarnaast om in de toekomst in de Staat van het Onderwijs inzicht te krijgen in hoeveel scholen zich – onder het nieuwe inspectietoezicht – ontwikkelen van voldoende naar goed. De PO-Raad is van mening dat een dergelijk kwantitatief overzicht geen goed beeld van de sector geeft. Niet ieder schoolbestuur meldt zijn scholen immers aan voor dit predicaat, maar dat betekent niet dat hun scholen niet bovengemiddeld presteren.

Ook passend onderwijs kwam ruimschoots aan bod tijdens het wetgevingsoverleg. In het bericht over de elfde voortgangsrapportage passend onderwijs leest u meer hierover.