Nieuws

Reserves primair onderwijs in 2018 amper gegroeid

Schoolbesturen in het primair onderwijs zijn het afgelopen jaar minder voorzichtig gaan begroten waardoor zij meer geld direct aan onderwijs hebben kunnen besteden. Vrijwel al het geld dat zij in 2018 binnenkregen, hebben zij ook uitgegeven en hierdoor zijn de reserves amper gegroeid. De Financiële Staat van het Onderwijs die de Inspectie van het Onderwijs dinsdag publiceerde, bevestigt dit beeld dat in september ook al naar voren kwam uit cijfers van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).

Uit de jaarcijfers 2018 blijkt verder dat er grote verschillen zijn in de sector. Zo zien we dat schoolbesturen in het speciaal onderwijs gezamenlijk 9 miljoen euro hebben overgehouden. Dat heeft er hoogstwaarschijnlijk mee te maken dat deze scholen, los van risico’s als negatieve verevening in het samenwerkingsverband, het personeelstekort nog meer voelen dan andere scholen. Zij ontvangen daarmee geld voor leraren die er niet zijn en dat geld houden ze dan ook over. Ook houden kleine schoolbesturen jaarlijks relatief meer geld over dan grotere schoolbesturen. Schoolbesturen met één tot vijf scholen hielden in 2018 gemiddeld €27 per leerling over terwijl schoolbesturen met meer dan vijf scholen €6 per leerling meer gaven uit dan er binnenkwam. Dit is deels te verklaren doordat de risico’s voor kleinere besturen relatief ook hoger zijn. Het toont eveneens dat de grotere besturen met reguliere basisscholen wederom meer uitgeven dan er binnenkomt.

Het zijn ook deze kleinere schoolbesturen waarbij de inspectie stelt dat de begrotingen lang niet altijd beleidsrijk, ofwel waar het financieel beleid onvoldoende is afgestemd op het strategisch onderwijsbeleid. Dat moet beter, vindt de inspectie.

Hoe reserves ontstaan

Schoolbesturen houden een gedeelte van de reserves bewust aan om risico’s te kunnen opvangen en voor geplande investeringen in latere jaren, bijvoorbeeld voor nieuw lesmateriaal. Zo is te lezen in een onderzoek van onderzoeks- en adviesbureau Oberon, dat tegelijk met de Financiële Staat van het Onderwijs verscheen. Maar reserves nemen soms ook ongewild toe. Zo laat het onderzoek zien dat onvoorspelbaarheid van de Rijksbekostiging maakt dat schoolbesturen voorzichtig zijn met begroten. Deze voorzichtigheid leidt er toe dat reserves bij individuele schoolbesturen toenemen, of minder snel afnemen dan begroot. Besturen weten namelijk pas aan het eind van het jaar hoeveel geld zij dat jaar exact te besteden hadden en dat verschilt nogal per jaar. De jaarlijkse loon- en prijsbijstelling wordt bijvoorbeeld pas laat bekend. Ook incidentele middelen dragen bij aan onzekerheid, net als de onzekerheid over de bekostiging op de lange termijn.
In totaal gaven schoolbesturen in 2018 70 miljoen euro minder uit dan ze hadden begroot. Dat komt neer op 0,7% van de totale bekostiging.

Wat de PO-Raad vindt

De PO-Raad pleit daarom voor beter zicht op de ontwikkeling van de bekostiging voor de komende jaren. Het vereenvoudigen van de bekostiging, vanaf volgend jaar, gaat hierbij helpen.

Ze vindt het belangrijk dat zoveel mogelijk geld ten goede komt aan onderwijs. Ze heeft daarom in 2018 gesprekken gevoerd met schoolbesturen die in de afgelopen jaren mogelijk te hoge reserves hebben opgebouwd. Daarnaast heeft ze een handreiking ontwikkeld die besturen ondersteunt bij het evalueren en verantwoorden van hun vermogenspositie. Met de VO-raad werkt ze aan een benchmark zodat maatschappij en politiek meer inzicht krijgen in de ontwikkelingen in het funderend onderwijs en schoolbesturen van elkaar kunnen leren.

Ruimte voor scherper begroten

In een reactie schrijft [link] minister Arie Slob (Onderwijs) dat hij gaat bekijken hoe de communicatie vanuit het Rijk over de ontwikkeling van de bekostiging beter kan zodat besturen hier in hun begroting beter rekening mee kunnen houden. Ook gaat het ministerie van Onderwijs de raden van toezicht vragen om de besturen meer ruimte te geven om scherp te begroten. Nu staan zij het vaak niet toe negatief te begroten, ook al zijn er voldoende reserves, wat het voor de besturen extra lastig maakt om in te teren op reserves.

Tijdelijke contracten

In de Financiële Staat van het onderwijs valt verder op dat het aantal tijdelijke contracten is toegenomen in tijden van een groeiend personeelstekort. Een rondvraag van de PO-Raad onder enkele tientallen leden leert dat het hier vooral gaat om tijdelijke contracten met uitzicht op een vast contract. Dat strookt met de CAO PO waarin het uitgangspunt is vastgelegd dat voor vast werk een vast contract nodig is. Bovendien is het, zoals in iedere sector, ook in het primair onderwijs gewoonlijk dat een nieuwe werknemer met een tijdelijk contract start. Omdat het aantal vacatures door de personeelstekorten stijgt, starten er ook meer nieuwe werknemers. Dat is ook mede te danken aan de inzet van de werkdrukmiddelen. Bij goed functioneren, krijgen deze werknemers een vast contract.

Wat zijn reserves?
Als de reserves toenemen, betekent dat niet per definitie dat er geld op de plank blijft liggen. Reserves zijn namelijk eigen vermogen en eigen vermogen bestaat uit geld (liquiditeit) en goederen (materiele vaste activa). De inspectie constateert in de Financiële Staat van het Onderwijs dat ook de liquiditeit in het primair onderwijs afneemt. Vergelijk je de ontwikkeling van het eigen vermogen met de ontwikkeling van de materiele vaste activa (de waarde van leermiddelen, ICT, meubilair, etc.), dan zie je dat de toename van dat eigen vermogen sinds invoering van lumpsum gelijk is aan de toename van de materiele vaste activa. Oftewel: toename van eigen vermogen betekent niet dat schoolbesturen hun geld niet investeren in het onderwijs en als geld op de plank parkeren.