Nieuws

Wéér mist rond bekostiging primair onderwijs

De PO-Raad is verrast door een niet openbaar gemaakt rapport van het ministerie van Onderwijs over lerarensalarissen. Berichtgeving hierover in de media suggereert dat werkgevers en vakbonden zelf debet zijn aan de lage salarissen. Niets is minder waar, stelt de PO-Raad. Ze roept de Tweede Kamer nogmaals op een parlementair onderzoek te doen naar de bekostiging. 

Wat is er aan de hand?

In een artikel in het Algemeen Dagblad en diverse regionale kranten wordt gesuggereerd dat werkgevers en werknemers in het primair onderwijs zelf debet zijn aan de lage salarissen van leraren. Het artikel beroept zich op een rapport van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) dat uiteenzet hoe de lerarensalarissen tot stand komen. De krant heeft dit rapport via de Wet Openbaarheid bestuur (Wob) gekregen.

Eerst maar eens de feiten: Hoe wordt de hoogte van de lerarensalarissen bepaald?

De primaire arbeidsvoorwaarden, salarissen dus, waren tot 2014 verantwoordelijkheid van het ministerie van OCW. Dat bepaalde dus hoe hoog de salarissen waren. Sinds 2014 maken sociale partners (PO-Raad en vakbonden) hierover afspraken in de cao-onderhandelingen. De sector kent salarisschalen van LA tot en met LC. De meeste leraren zitten in de LA-schaal en hun functie is globaal beschreven, dit is de zogenoemde functiebeschrijving. 

Als de functiebeschrijvingen gewoon waren aangepast, zouden leraren dan meer gaan verdienen?

Nee, zo simpel is het niet. In het artikel van het Algemeen Dagblad wordt aangedragen dat de sociale partners hadden kunnen kiezen voor een uitgebreider beschrijving. Het kan niet vastgesteld worden dat die automatisch zou leiden tot een hogere inschaling. Dat neemt niet weg dat de PO-Raad vindt dat leraren nu te weinig salaris krijgen voor het werk dat ze doen. Om die salarissen te kunnen betalen, krijgen de werkgevers geld van het ministerie van OCW. We hebben de afgelopen jaren veelvuldig bij ministerie, kabinet en Tweede Kamer aan de bel getrokken dat het geld dat we kregen, te weinig was om leraren een eerlijk salaris te kunnen bieden. Maar dat was steeds aan dovenmansoren gericht. ,,We leren onze kinderen ook dat je geen geld kunt uitgeven dat er niet is.’’, zegt Rinda den Besten, voorzitter van de PO-Raad. Het had dan ook volstrekt geen zin om de functiewaarderingen aan te passen. ,,Dat zou betekenen dat je leraren een hoger salaris belooft, maar dat ze het niet zullen krijgen omdat het er niet ís. De enige optie die er dan was geweest, was leraren ontslaan om hun collega’s meer salaris te kunnen bieden. Dat was onverantwoord geweest. Het had alleen maar geleid tot grotere klassen en een nog hogere werkdruk voor de zittende leraren.’’

Het ministerie zegt in de krant dat scholen wel extra geld hebben gehad voor hogere salarissen

Hier worden twee zaken door elkaar gehaald. Het ministerie doelt op de functiemix, een belangrijk onderdeel van het personeelsbeleid van een schoolbestuur. Met de functiemix kunnen meer leraren sneller doorgroeien naar een hogere salarisschaal als zij een hogere en zwaardere functie vervullen waarvoor zij vaak opleidingen moeten doen. Om de afspraken van de functiemix te betalen, ontvangt de sector primair onderwijs elk jaar een groot deel van het benodigde geld van de overheid. De afspraak was dat schoolbesturen zelf de rest van het geld bijleggen. Dat gaat om enkele miljoenen euro’s per jaar. Door jarenlange financiële verwaarlozing van de sector was dit geld er niet. De Algemene Rekenkamer bevestigt dat het onderwijs geld tekort komt. Mede hierdoor zijn de functiemixafspraken niet volledig gehaald. Lees hier meer over de functiemix.

Deze functiemix, die dus invloed heeft op het salaris van enkele leraren, staat los van waar we met de partners in het PO-front (PO in actie en de vakbonden) voor strijden: het verkleinen van het gat tussen álle salarissen in het primair en voortgezet onderwijs. Om dat te realiseren is ministens 900 miljoen euro nodig. Het kabinet zegde met Prinsjesdag slechts 270 miljoen euro toe. Dat is nog niet een derde van wat nodig is om de salarissen serieus te kunnen verhogen.

In het rapport waarop het Algemeen Dagblad zich baseert, is overigens ook te lezen dat werkgevers geld tekort komen. Ze hebben ‘waarschijnlijk uit het oogpunt van financiering’ de functiebeschrijvingen niet aangepast, aldus het rapport.

Dat klinkt ingewikkeld

Dat is precies waarom we de Tweede Kamer dit voorjaar om een parlementair onderzoek naar de bekostiging hebben gevraagd. Steeds weer buitelen bezuinigingen, investeringen, ombuigingen en meningen over elkaar heen. De een roept dat het geld op de plank blijft liggen, anderen beweren dat schoolbesturen het niet doelmatig besteden. Vrijwel niemand snapt hoe de financiële vork in de steel zit, waardoor het onderwijs steeds moet opboksen tegen negatieve beeldvorming. De sector is dat goed zat.

Den Besten: ,,Het ministerie creëert in de krant wederom mist. Het weet heel goed dat er niet genoeg geld is voor fatsoenlijke salarissen en dat het zelf aan zet is. Geen leraar en geen kind is gebaat bij spookverhalen. We willen voor eens en voor altijd een einde maken aan de discussie. Onze oproep blijft: doe een parlementair onderzoek naar de bekostiging.’’

Wat gaan jullie nu doen?

Wij gaan gezamenlijk met de partners in het PO-front stevig door met de acties voor meer salaris en minder werkdruk. Het rapport van OCW bevestigt nog maar eens hoe belangrijk dat is. We kenden het rapport niet en het verbaast ons dat het ministerie het in tijden van formatie niet openbaar heeft gemaakt, zegt Den Besten. ,,Het ministerie erkent in het rapport dat de salarissen van leraren in het primair onderzoek hoger zouden moeten zijn. Daar zijn we blij om. We gaan graag open met de minister in gesprek hoe we de salarissen nu écht kunnen verhogen, zodat leraren krijgen wat ze verdienen.’’