Aan de slag

Zes factoren en praktische tips voor duurzame onderwijsinnovatie

Wat maakt of een innovatie succesvol is of niet? Wat is je rol als bestuurder daarbij? En wat zijn handige tips? Marjolein Ploegman deed onderzoek naar de totstandkoming van onderwijsinnovaties in het primair onderwijs. Ze ontwikkelde een model met zes factoren die van invloed blijken te zijn op het slagen (of mislukken) van een duurzame innovatie: analyse, schoolomgeving, hitteschild, beleidscyclus, draagkracht en draagvlak.

Factor 1: Analyse

Een zorgvuldige analyse is nodig om het vraagstuk beter te begrijpen en van daaruit mogelijke oplossingen te verkennen (bijvoorbeeld het vraagstuk ‘tegenvallende leeropbrengsten’). Andersom kijken kan ook: door te analyseren wat een populaire oplossing (zoals bijvoorbeeld ‘werken met kindportfolio’s’) oplevert. Welk vraagstuk wordt door deze oplossing aangepakt of opgelost?

Een analyse is tevens nodig om de gekozen oplossing uit te kunnen werken tot in alle facetten van de organisatie. Dat is namelijk een voorwaarde om een innovatie te laten slagen. Door een grondige analyse met alle betrokkenen neemt de kans toe dat de innovatie slaagt en beklijft. De innovatie is dan namelijk uit te leggen en te verdedigen, net als de inspanningen en middelen die ermee gemoeid zijn.

Praktische tips

  • Zorg ervoor dat de analyse gericht is op het beter vervullen van de wettelijke opdracht en het verminderen van de problemen die ermee samenhangen.
  • Maak de analyse zo nauwkeurig mogelijk.
  • Zorg voor een (wetenschappelijke) onderbouwing.
  • Neem alle facetten van de organisatie mee die nodig zijn om de innovatie te laten slagen. 

Factor 2: Schoolomgeving

De omgeving van de school heeft invloed op zowel de start als de instandhouding van een innovatie. De schoolomgeving bestaat uit interne afdelingen en externe organisaties die diensten en producten leveren aan de school waardoor de school haar werk ‘onderwijs verzorgen’ kan doen.

De omgeving heeft op twee manieren invloed op innovaties. Ten eerste: als een school innoveert en daarvoor producten of diensten nodig heeft die de omgeving niet levert, dan zal de innovatie geen stand kunnen houden, tenzij de school hierin zelf gaat voorzien. Ten tweede: als de omgeving een innovatief product maakt en dit op grote schaal aanbiedt, zal dit scholen verleiden om het product te gaan aanschaffen en toepassen. De innovatie komt dan (mede) van buiten de school.

Naast producten en diensten zijn wetten en regels onderdeel van de schoolomgeving.

Praktische tips

  • De belangrijkste tip: breng die schoolomgeving in kaart! Dat gebeurt vrijwel nooit. Voor het in kaart brengen, is een kwalitatief goede analyse van het probleem en de oplossing noodzakelijk. Het in kaart brengen gaat in twee stappen:
    • Waaruit bestaat die schoolomgeving?
    • Welke disharmonieën ontstaan er door de innovatie tussen school en omgeving?
  • Vervolgens is de in kaart gebrachte schoolomgeving weer noodzakelijk om tot een nuttig hitteschild te komen (zie factor 3).
  • Breng die schoolomgeving in kaart met diverse betrokkenen bij de school: leerlingen, medewerkers, ouders, stafmedewerkers, bestuurder, toezichthouder, externen. Tezamen kun je zoveel mogelijk zien.

  • Samenwerken leidt heel vaak níet tot innovatie; het leidt vaak tot preciezer afbakenen wie wat doet (denk bijvoorbeeld aan IKC’s). Innoveren met meer mensen uit meerdere organisaties/afdelingen maakt het innovatieproces op zichzelf juist complexer en stroperiger.

Factor 3: Hitteschild

Als een school innoveert, heeft dat bijna altijd tot gevolg dat de schoolomgeving minder goed ‘past’. Dit kan allerlei vormen aannemen: het aanbod van de omgeving sluit niet meer goed aan (bijvoorbeeld de pabo-opleiding), de school moet zijn eigen ondersteuning regelen (bijvoorbeeld arbeidsvoorwaarden) of de omgeving oefent druk uit (bijvoorbeeld vanuit ouders of de onderwijsinspectie). Zolang de school en schoolomgeving niet in harmonie zijn, moet er een ‘hitteschild’ zijn dat ervoor zorgt dat de schoolleider en het team kunnen rekenen op dezelfde ondersteuning qua resultaat als een gangbare school, zodat zij hun aandacht kunnen besteden aan de innovatie, naast het gewone werk.

Het hitteschild zijn mensen. Hun belangrijkste taken zijn:

  • Het voorzien in de eigen ondersteunende schoolomgeving.

  • Het afwenden van tegendruk uit de schoolomgeving.

  • Het beïnvloeden van de schoolomgeving totdat er nieuwe harmonie is tussen school en omgeving.

Praktische tips

  • Een essentiële tip: zorg voor een hitteschild dat daadwerkelijk wat doet. Die zijn zeldzaam. De meeste hitteschilden zijn ‘coaches’: ze steunen de innovatie met woorden maar ze leveren geen diensten en producten.
  • Het is meestal niet zo moeilijk om mensen te vinden die iets nieuws ook een goed idee vinden, maar het is zeer moeilijk om mensen te vinden die het gaan doen. Als bijvoorbeeld de Pabo niet goed aansluit, moet er een aanvullende opleiding worden ontwikkeld en gegeven.

  • Wat nodig is, is ‘tweetaligheid’: het hitteschild moet het innovatieve kunnen vertellen en uitdragen in de taal van het gangbare. Om invloed te hebben op het gangbare, moet het hitteschild dus zowel de innovatie tot op detailniveau kennen als het gangbare tot op detailniveau. Zodoende kan het hitteschild precies detecteren waar de disharmonie is en voorstellen doen die acceptabel zijn voor het gangbare.

Er is een duidelijke relatie tussen het op orde hebben van het hitteschild en de kans op een succesvolle, duurzame innovatie. Scholen die gesteund werden door hun bestuur, het stafbureau of door de overheid in het kader van een experiment waren zichtbaar succesvoller.

Factor 4: Beleidscyclus

Beleidscycli zijn er op verschillende niveaus: tussen samenleving en schoolbesturen, tussen schoolbestuur en schooldirecteuren en tussen schooldirecteur en team van leerkrachten. Van een cyclus is sprake als de informatiestroom circulair is (van boven naar beneden en van beneden naar boven). De effectiviteit neemt toe als de beleidscycli congruent zijn aan elkaar. Zo formuleert de samenleving 52 kerndoelen van basisonderwijs en scholen moeten ervoor zorgen dat al hun leerlingen voldoende mogelijkheden krijgen om zich in al deze doelen te ontwikkelen. Er zou een probleem ontstaan als een bestuur een andere dan deze opdracht zou verstrekken aan haar scholen.

Praktische tips

  • Zorg ervoor dat het beleid en beleidsdoelstellingen consistent en consequent zijn uitgewerkt tot in alle facetten en op elk organisatieniveau.

Een voorbeeld: een school heeft als innovatie ‘brede talentontwikkeling’ maar haar leerling- en onderwijsvolgsysteem (lovs) bestaat enkel uit genormeerde toetsen voor taal en rekenen. Het beleid ‘brede talentontwikkeling’ is dan niet uitgewerkt in het beoordelings- en kwaliteitssysteem en zal slechts beperkt effectief zijn.

Uit het onderzoek blijkt dat innovaties die ‘goed liggen’ bij het ministerie (en toezichthouders) gemakkelijker tot stand komen en worden volgehouden dan daarvan afwijkende.

Factor 5: Draagkracht

Draagkracht gaat over mensen en middelen. Mensen en middelen zijn nodig om een innovatie op gang te brengen en in stand te houden. Er zijn kosten gemoeid met het vooronderzoek, het ontwerp van de innovatie, de implementatie, de pilotfase en de verankering. De kosten bedragen meestal een veelvoud van de ‘out of pocket-kosten’, die besteed worden aan inkoop van producten en diensten, en zijn vaak voor lange tijd nodig. Bij onvoldoende draagkracht vanaf de start komt de innovatie niet tot wasdom. Als de draagkracht van korte duur is, valt de innovatie om zodra de middelen wegvallen.

Praktische tips

  • Maak een innovatiebegroting. Breng daarin samenhang aan tussen jaarplan (inhoudelijke visie), taakbeleid (beschikbare mensuren) en begroting (beschikbare middelen).
  • Zorg voor duurzame draagkracht, niet voor tijdelijke financiële middelen.

  • Ook tijd hoort bij de factor draagkracht. Het is een risico als de innovatie gedragen wordt door onbetaald werk van schoolleiding en leerkrachten.

  • Soms zijn er subsidies die innovatie mogelijk maken. Onderzoek deze.

Factor 6: Draagvlak

Zonder draagvlak is een duurzame innovatie niet haalbaar. Het is noodzakelijk dat degenen die de innovatie uitvoeren gemotiveerd zijn en diepgaand weten wat het doel is van de innovatie. Als zij betrokken worden bij de ontwikkeling van en de besluitvorming over de innovatie, bevordert dit succesvolle innovatie.

Praktische tips

  • Bevorder gesprekken tussen uitvoerders tussen de verschillende lagen tegelijkertijd. Bijvoorbeeld een gesprek waar aan tafel zitten: bestuur, staf, leiding, leerkrachten en ouders. Of een gesprek tussen leermiddelenontwikkelaars, leerkrachten, leerlingen en leiding.
  • Als ‘van bovenaf’ een gedetailleerde invulling bepaald wordt, belemmert dit de innovatie op de school.

Marjolein Ploegman was spreker tijdens het werkatelier 'Anders organiseren' dat de PO-Raad en Kennisnet organiseerden in oktober 2018. Zij ging toen dieper in op het belang van 'een goede analyse, draagkracht en een hitteschild' voor duurzame onderwijsinnovatie.  

Bron: Rapport 'Belemmeringen voor innovatie in het basisonderwijs', door M. Ploegman, in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. 

Onze professionals staan voor je klaar

Stel je vraag of zoek een opleiding

Contact met de Juridische Helpdesk

Heb je een juridisch vraag? Als lid van de PO-Raad kun je via de pagina van de Juridische helpdesk je vraag stellen op Mijn PO-Raad (na het inloggen in het ledenportaal).

Voor dringende vragen bel met 030 - 31 00 933. We zijn bereikbaar op werkdagen tussen 09.00 – 12.00 uur.

Helpdesk 2 mensen praten