De regels rondom borstvoeding zijn vastgelegd in artikel 4:8 van de Arbeidstijdenwet:
Artikel 4:8 Arbeidstijdenwet
- Een vrouwelijke werknemer, die een borstkind voedt, heeft, indien zij de werkgever hiervan in kennis heeft gesteld, gedurende de eerste 9 levensmaanden van dat kind het recht de arbeid te onderbreken ten einde in de nodige rust en afzondering haar kind te voeden dan wel de borstvoeding te kolven. De werkgever biedt haar daartoe de gelegenheid en stelt, waar nodig, een geschikte af te sluiten besloten ruimte ter beschikking.
- De onderbrekingen, bedoeld in het eerste lid, vinden plaats zo vaak en zo lang als nodig is doch bedragen gezamenlijk ten hoogste een vierde van de arbeidstijd per dienst. De vaststelling van het tijdstip en de duur van de onderbrekingen vindt plaats door de betrokken vrouwelijke werknemer na overleg met de werkgever.
- De duur van de onderbrekingen, bedoeld in dit artikel, gelden voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen als arbeidstijd, waarover de vrouwelijke werknemer haar aanspraak op het naar tijdruimte vastgesteld loon behoudt.
- Elk beding waarbij ten nadele van de vrouwelijke werknemer wordt afgeweken van dit artikel, is nietig.
In artikel 8.15 CAO PO staat dat de werkgever aan de vrouwelijke werknemer die een borstkind heeft en die hiervan aan hem kennis heeft gegeven, de gelegenheid moet bieden om haar kind te voeden.
Kolfafspraken hoeven niet opgenomen te worden in de normjaartaak, zoals wel bij ouderschapsverlof het geval is. In dit geval is geen sprake van verlof, maar van de mogelijkheid om het werk te onderbreken om te kunnen kolven of borstvoeding te geven. De PO-Raad adviseert om met betrokkene in gesprek te gaan en af te spreken wanneer zij gaat kolven/voeding geven. Er kunnen dan bijvoorbeeld afspraken worden gemaakt dat dit deels in lesgebonden en niet lesgebonden tijd plaatsvindt en deels in de pauze. Van beide partijen mag verwacht worden dat zij zich als goed werknemer/werkgever gedragen en dat zij zich constructief opstellen in het overleg.
Overigens wordt dit verlof niet bekostigd door het Vervangingsfonds (VF) als er een vervanger wordt aangesteld. De werkgever dient het zelf uit het lumpsumbudget te bekostigen.