De gemiddelde groepsgrootte in het basisonderwijs ligt rond de 22,9 leerlingen (2020), maar op dat getal valt veel af te dingen.
Het gemiddelde wordt namelijk berekend op basis van het geld dat een school via de lumpsum krijgt. Die lumpsum (t/m 2022, vóór vereenvoudiging) is mede gebaseerd op het aantal leerlingen per leerkracht. Zo ontvangt een school 0,0595 FTE leerkracht per leerling onderbouw en 0,0414 FTE leerkracht per leerling bovenbouw. Hier moeten deels ook directie (daar is ook een directietoeslag voor) en onderwijsondersteunend personeel uit worden betaald.
Schoolbesturen mogen het geld uit de lumpsum naar eigen inzicht inzetten. De één zet zijn geld in voor meer ondersteuning in en buiten de klas, de ander kiest voor kleinere klassen. Het is daarom ook lastig om een landelijk gemiddelde groepsgrootte te geven, aangezien de grootte van een klas sterk afhankelijk is van het beleid op school. In werkelijkheid bepaalt het type kinderen op een school en de visie van de school op onderwijs eigenlijk hoe groot een klas is.
Er ligt een concept wetswijziging (WMS) waarin wordt geregeld dat de GMR adviesrecht krijgt bij de vaststelling van de groepsgrootte. Of en wanneer dit gaat gebeuren, is nog onbekend.