Zoeken
Zoekfilters
Type
Thema
Serviceniveau
Kan een leraar die parttime werkt verplicht worden om op een vrije dag toch mee te doen aan verplichte teamactiviteiten?
In artikel 2.3 van de cao staat beschreven hoe de inzet per werknemer is geregeld. Daarvoor is het werkverdelingsplan uitgangspunt. Hierin worden voor de zomervakantie de afspraken vastgelegd.
Daarbij worden ook de dagen aangewezen, waarop bijvoorbeeld een rapportvergadering of een studiedag plaats zal vinden. Dit is dan een reguliere werkdag, die niet per se een lesdag hoeft te zijn.
Ook voor de leraar die in deeltijd werkt, geldt dat wanneer een vergadering is gepland op een vrije dag, deze werknemer verplicht kan worden aanwezig te zijn, als dit past in zijn inzetbaarheid volgens het schema en de ruimte van zijn normjaartaak. Bij de inroostering dient de werkgever wel zo veel mogelijk rekening te houden met de door de werknemer aangegane verplichtingen, waaronder zowel verplichtingen bij een andere werkgever als verplichtingen in de privésfeer.
Van werkgever en werknemer wordt verwacht dat zij zich als goed werkgever en werknemer gedragen, zodat van beide partijen een constructieve houding verwacht mag worden in het overleg betreffende bijvoorbeeld aanwezigheid van een docent op een scholingsdag of de rapportvergadering van zijn leerlingen op zijn vrije dag. Wanneer hierover een conflict ontstaat, zal de rechter/commissie van beroep op grond van een belangenafweging beoordelen of de leraar of diens werkgever in het gelijk wordt gesteld.
Ontstaat er bij hernieuwde uitval na 104 weken ziekte een nieuwe loondoorbetalingsverplichting?
Als er na 104 weken ziekte een nieuwe dienstbetrekking is ontstaan of als de werknemer in dezelfde dienstbetrekking is blijven werken maar nieuw bedongen arbeid verricht, dan ontstaat er bij hernieuwde uitval een nieuwe loondoorbetalingsverplichting. In het geval de werknemer nog werkzaam is onder dezelfde dienstbetrekking en hij dezelfde bedongen arbeid verricht als op het moment dat hij ziek uitviel, is er geen sprake van een nieuwe loondoorbetalingsverplichting. De werknemer kan in dat geval een herkeuring bij UWV aanvragen.
Ondanks dat de wettelijke loondoorbetalingsverplichting is geëindigd, zal het loon op grond van de ZAPO tot het einde van het dienstverband uitbetaald moeten worden. Het eventuele WIA-voorschot mag van het te betalen loon afgetrokken worden.
Of er sprake is van nieuw bedongen arbeid is erg casuïstisch en daardoor afhankelijk van alle omstandigheden van het geval. Om die reden kan het zo zijn dat ook als er geen nieuwe afspraken zijn gemaakt, er toch sprake kan zijn van nieuw bedongen arbeid. Het kan dus raadzaam zijn om in dergelijke situaties een jurist mee te laten kijken.
Wat gebeurt er met de overlijdensuitkering als er geen nabestaanden zijn, op grond van art. 6.13 CAO PO?
Wanneer er geen nabestaanden zijn, wordt geen overlijdensuitkering betaald. Art. 6.13 lid 2 en 3 CAO PO noemen wie recht heeft op een overlijdensuitkering. Er kan niet gekozen worden wie de uitkering krijgt indien er meerdere uitkeringsgerechtigden zijn. Het artikel bepaalt de volgorde. Wel zal de werkgever een eindafrekening moeten maken met betrekking tot het salaris. Dit bedrag dient de werkgever over te maken met het salaris van de werknemer.
Kan er afgeweken worden van de reiskostenvergoedingsregeling zoals gemeld in artikel 7.2 CAO PO?
Artikel 7.2 lid 11 CAO PO geeft aan dat de werkgever met instemming van de PGMR een (tijdelijke) vergoedingsregeling woon-werkverkeer vast kan stellen indien de regeling een verbetering inhoudt ten opzichte van de regeling in dit artikel. Zodra de reiskostenvergoeding hoger wordt dan 19 cent per kilometer, zal alles boven de 19 cent per kilometer in verband met de fiscale regelgeving niet meer netto uitbetaald mogen worden. Wij adviseren schoolbesturen een afwijkende reiskostenvergoedingsregeling aan de Belastingdienst voor te leggen. De Belastingdienst kan toetsen of de fiscale regelgeving juist gevolgd wordt.
Hoe hoog is de overhead in het primair onderwijs?
De PO-Raad werkt samen met de VO-raad aan een benchmark voor het funderend onderwijs. Sinds 1 februari 2021 is een digitaal benchmark instrument beschikbaar dat de komende jaren verder zal worden doorontwikkeld. De benchmark maakt op dit moment vergelijkingen tussen schoolbesturen mogelijk binnen de thema’s financiën, bedrijfsvoering en medewerkers. In de loop van 2022 wordt de benchmark uitgebreid met thema’s als onderwijskwaliteit en overhead.
Hierbij wordt uitgegaan van de definitie dat overhead het geheel is van functies gericht op de sturing en ondersteuning van de medewerkers in het primaire proces. Tot de overhead behoren alle functies die dit doel dienen. De overheadfuncties in het onderwijs staan derhalve niet rechtstreeks ten dienste van de leerling. Ze leveren indirect een bijdrage aan het functioneren van de organisatie (Huijben 2011).
Overhead wordt gemeten aan de hand van het aantal formatieplaatsen binnen een schoolorganisatie en niet als percentage van de baten.
Is er de afgelopen jaren meer geld per leerling naar het primair onderwijs gegaan of is er juist op bezuinigd?
McKinsey laat in haar rapport “Een verstevigd fundament voor iedereen” (2020) zien, dat tussen 2009 en 2019 de toename in bijdrage van het ministerie van OCW (+/+ € 1,7 mld.) volledig teniet werd gedaan door een afname in bijdrage van andere overheden (-/- € 1,9 mld.).
De toename van de rijksbijdragen aan het primair onderwijs heeft daarom niet geleid tot meer ruimte in de begroting van schoolbesturen. Sterker nog, deze extra middelen zijn opgegaan aan:
- Hogere loonkosten. Immers, veel extra middelen zijn toegekend ten behoeve van het indexeren en verbeteren van arbeidsvoorwaarden. De middelen leiden dan tot een betere beloning maar niet tot extra handen in en buiten de klas (fte).
- Nieuwe taken. Denk in dit kader aan extra geld voor de aanpak werkdruk. Dat extra geld heeft dus géén positief effect gehad op de reguliere begroting van schoolbesturen.
En dat terwijl in die reguliere begroting steeds meer ruimte nodig is om te voldoen aan de eisen van deze tijd. Denk aan ICT, burgerschap, sociale veiligheid, AVG, professioneel HR beleid en (financiële) verantwoording.
Daarnaast hebben scholen al jaren te maken met niet gecompenseerde kostenstijgingen. Ook dit heeft een negatief effect op de begroting van schoolbesturen.