In de Wet op het primair onderwijs is een bepaling opgenomen die het moeilijk maakt voor schoolbesturen om te investeren in het eigen schoolgebouw. De achterliggende gedachte is dat het Rijk van mening is dat geld dat via de lumpsum beschikbaar wordt gesteld aan scholen moet worden besteed aan het onderwijs zelf. Maar daarmee wordt voorbij gegaan aan het feit een beter binnenklimaat of energiebesparing ook direct of indirect een bijdrage levert aan de kwaliteit van het onderwijs. Formeel geldt het investeringsverbod nog steeds, maar het ministerie voert een terughoudend sanctiebeleid. In de praktijk vindt alleen terugvordering plaats als een schoolbestuur investeert in zaken die onder de verantwoordelijkheid van de gemeente vallen, zoals uitbreiding, tijdelijke huisvesting of m2 voor kinderopvang. Hieronder de spelregels zoals die tot nu toe bekend zijn.:
Onderhoud
Bij onderhoud mag een bestuur investeren in kwalitatieve verbeteringen van het gebouw. Randvoorwaarde is dat de investering zich in een redelijke termijn laat terugverdienen en zich beperkt tot een redelijk bedrag. Een definitie van 'redelijk' is er niet. Het is aan het bestuur om in redelijkheid hiermee om te gaan.
Nieuwbouw
Het is niet toegestaan dat een bestuur een bijdrage levert aan nieuwbouw. De gemeente moet minimaal voorzien in de normvergoeding zoals die in de eigen huisvestingsverordening is vastgelegd. Met het bedrag moet kunne worden voldaan aan de eisen van het bouwbesluit. Het schoolbestuur mag wel boven deze normen investeren in het gebouw, bijvoorbeeld om een lager energieverbruik of beter binnenklimaat te realiseren. Ook hier gelden de voorwaarden van redelijk bedrag en redelijke termijn.
Renovatie
Bij renovatie wordt het iets ingewikkelder. Renovatie is niet in de wet geregeld. Formeel is de gemeente verantwoordelijk voor (vervangende) nieuwbouw. Renovatie kan echter in het belang zijn van beide partijen. Voor het gemeentebestuur omdat het gaat om een levensduurverlengende activiteit, dat leidt tot lagere lasten dan bij nieuwbouw. Voor het schoolbestuur omdat renovatie leidt tot een beter gebouw (functioneel en onderhoudstechnisch), minder energiekosten en daarmee dus tot lagere exploitatiekosten. Bij renovatie is het dus niet onlogisch dat een schoolbestuur een bijdrage betaalt, mits binnen redelijke grenzen en in een redelijke termijn terugverdienen. Het is belangrijk dat gemeente en schoolbestuur tijdig goede afspraken maken over de verdeling van de kosten.
Renovatie of nieuwbouw
Nog ingewikkelder wordt het wanneer een keus gemaakt moet worden tussen nieuwbouw of renovatie. Bij nieuwbouw mag een schoolbestuur niet investeren binnen de normvergoedingen die de modelverordening van de gemeente noemt (zie hiervoor onder 2). Nieuwbouw zal voor de gemeente vaak leiden tot hogere lasten, terwijl het voor het schoolbestuur meestal een besparing zal opleveren. Op zich is het dan niet onredelijk dat het schoolbestuur een bijdrage levert. Boven de gemeentelijke normvergoedingen is dat mogelijk (zie punt 2). Hoewel redelijk, is het wel in strijd met de regels. Voor de accountantscontrole zijn regels opgenomen in het controleprotocol. Deze gaan nog uit van een algeheel inversteringsverbod. Dat betekent dat accountants verplicht zijn het jaarverslag melding te maken wanneer een bestuur investeert in het eigen gebouw. Overigens is bekend dat accountants hier verschillend mee om gaan.
OCW heeft een kennisdocument beschikbaar gesteld in aanloop tot de wetswijziging die het investeringsverbod opheft. Hierin is aangegeven waarin een schoolbestuur mag investeren binnen de huidige wetgeving.