Staatssecretaris Dekker wil ruimte voor nieuwe scholen
Staatssecretaris Sander Dekker wil het begrip ‘richting’ loslaten in de voorzieningenplanning en meer ruimte creëren voor het stichten van nieuwe scholen. Op dit moment zijn de mogelijkheden om nieuwe scholen te stichten te beperkt, waardoor er te weinig ruimte is voor dynamiek en innovatie. Dat schreef hij gisteren in een brief aan de Tweede Kamer. De PO-Raad is voorstander van ‘richtingvrije planning’, maar heeft zorgen bij de in de brief geschetste uitwerking van deze ideeën.
Bij het beoordelen van een nieuw schoolinitiatief zou de politiek nu teveel kijken naar geloofsovertuiging en te weinig naar onderwijskundige ideeën. Dekker wil door het begrip 'richting' te schrappen uit de onderwijswetten beter aansluiten bij de moderne maatschappij. In de toekomst zijn er geen voorgegeven richtingen en kunnen dus ook scholen worden gesticht met een specifieke pedagogische of andersoortige grondslag. Kern van het voorstel van de staatssecretaris is dat de stichting van nieuwe scholen plaatsvindt op basis van een ‘businessplan’ waaraan kwaliteitseisen zijn gekoppeld. Op basis daarvan bepaalt de Inspectie of een nieuwe school voor bekostiging in aanmerking komt.
Keuzevrijheid van ouders
Het probleem nu is, zo staat in de brief, dat je alleen een school kan starten als deze tot een erkende richting behoort. Er is één richting voor scholen zonder geloofsovertuiging, namelijk algemeen bijzonder. Binnen deze richting concurreren verschillende pedagogische concepten met elkaar om een beperkt aantal plekken. Zo mag je bijvoorbeeld vaak geen Daltonschool starten als er al een Montessorischool in de buurt zit. Dit systeem doet geen recht aan keuzevrijheid van ouders, aangezien deze scholen veel van elkaar verschillen en een andere doelgroep bedienen.
PO-Raad wil duidelijker eindplaatje
De Onderwijsraad pleit al sinds 1996 voor een ‘richtingvrije planning’, zoals het voorstel tot nu toe altijd werd genoemd. In de brief volgt de staatssecretaris het advies van de Onderwijsraad over artikel 23 uit 2012. De PO-Raad is hier ook voor, niet omdat er nu te weinig sprake zou zijn van innovatie in het onderwijs, maar omdat het goed is voor de diversiteit van de sector en het beter past bij deze tijd.
Maar de PO-Raad vindt de beoogde planning van de staatssecretaris nu te gehaast. Het voorstel is namelijk gebaseerd op onderzoek dat concludeert dat er eerst meer duidelijkheid moet komen over de gevolgen van een stelselwijziging.
De PO-Raad vraagt zich af in hoeverre scholen en hun besturen extra last zullen krijgen van switchende leerlingen. Hoe kunnen schoolbesturen hier tegen beschermd worden? De precieze gevolgen zijn lastig te voorzien, maar het einddoel moet in ieder geval duidelijker worden omschreven.
Teruglopende leerlingaantallen
Ook vraagt de PO-Raad zich af hoe de plannen zich verhouden tot de teruglopende leerlingaantallen. In regio's en tijden van krimp moet het stichten van nieuwe scholen met de grootst mogelijke zorgvuldigheid gepaard gaan. Het risico op negatieve gevolgen voor personeel en -bij sluiting van scholen- ook voor leerlingen is namelijk reëel. Veel aandacht moet er verder zijn voor de gevolgen voor het bekostigingsstelsel en voor de gemeenten die moeten voorzien in de huisvesting van nieuwe scholen.
Kiezen na gedegen onderzoek
De PO-Raad vindt het belangrijk dat deze gevolgen voor het onderwijs duidelijker zijn voordat de politiek definitieve keuzes maakt. Een integrale benadering is van het grootste belang. Voorkomen moet worden dat deelkeuzes leiden tot een onomkeerbaar proces met onvoorziene of ongewenste effecten
Tijdelijk netwerk
De PO-Raad wordt door het ministerie van Onderwijs betrokken bij de verdere uitwerking van de plannen. Daartoe komt er een tijdelijk netwerk van bestuurders.