Interview

Bestuurders over 'hun' benchmark: Eenpitter Jack Slangen: ,,Ik heb iets met getallen"

In de reeks 'Bestuurders over 'hun' benchmark' bijt Jack Slangen van KBS Laurentius het spits af.

Al op de basisschool wist hij dat hij het onderwijs ‘in’ wilde. Het is hem ook met de paplepel ingegeven aangezien zijn vader al in het onderwijs werkte. Na jaren voor de klas te hebben gestaan, kwam Slangen er gaandeweg achter dat hij ook prima kon leidinggeven en is dus vanzelf in het vak van directeur-bestuurder gerold. Met een groot hart voor onderwijs is hij ook lid van de Bestuurlijke visitatiecommissie van de PO-Raad en toen hij voor de zomer van 2020 werd gevraagd voor de Bestuurlijke Klankbordgroep van het programma Benchmark PO&VO hoefde hij niet lang na te denken: “Ik heb iets met getallen.”

Toen hij in 2016 als directeur-gedelegeerd bestuurder bij KBS Laurentius startte, was het een bewuste keuze om bij een ‘eenpitter’ te werken: een schoolbestuur met één school. “Dagelijks loop ik op de gangen tussen de kinderen door. Er is  dus letterlijk geen afstand tussen aan de ene kant wat je als bestuurder doet en aan de andere kant waarvoor je het uiteindelijk doet, namelijk goed onderwijs voor kinderen.” Overigens telt KBS Laurentius bijna 800 leerlingen, qua omvang een grote school maar een klein bestuur.

Duiden van cijfers

De bestuurder: “Ik gebruik de benchmark met name voor politieke verantwoording: ik bekijk mijn – financiële – gegevens in relatie tot die van andere schoolbesturen en leer op die manier de gegevens zo goed mogelijk te interpreteren met oog op de toekomst.

De benchmark helpt mij om de gegevens te duiden. Mede hierdoor kan ik goed het gesprek met mijn intern toezicht voeren.

In deze regio participeren wij  in het Netwerk Kleine Besturen Zuidwest Nederland.  Ik zou graag daarin een keer een presentatie over de benchmark willen geven, om zodoende ook de andere besturen te laten inzien wat de meerwaarde is van de benchmark.”

Zo vindt Slangen dat zijn bestuur met oog op het eigen vermogen er financieel gezond voor staat, niet te laag en niet te hoog. Hij waardeert dat de PO-Raad een sectorspecifieke methode heeft ontwikkeld want door die met die van OCW te vergelijken is hij in staat het huidige eigen vermogen in een ander perspectief te plaatsen. Om het vermogen de komende jaren geleidelijk en verantwoord af te bouwen, zijn extra investeringen gepland.

Andere thema’s

Naast Financiën hebben de andere thema’s minder meerwaarde voor hem: “Medewerkers is voor mij minder relevant, omdat ik er toch geen directe invloed op kan uitoefenen.

En de gegevens over huisvesting zijn voor ons helemaal niet aan de orde omdat we in deze regio op een specifieke manier georganiseerd zijn, met meerdere schoolbesturen in Breda hebben we namelijk alle huisvestingszaken in een coöperatie (Breedsaam) belegd. Die ontzorgt mij als bestuurder van alle huisvestingstaken, zo gaat de coöperatie namens alle aangesloten besturen binnenkort een gezamenlijke aanbesteding doen en dat is wel zo prettig.

Als coöperatie moeten we nog steeds met de gemeente om tafel maar op deze manier van zgn. doordecentralisatie kunnen we zelf beslissen over de besteding van de bekostiging. Hiermee gelden wij in Breda als voorloper en voorbeeld voor de rest van Nederland. Volgens mij hebben ze het, alleen in twee andere gemeenten (Nijmegen en Dordrecht) op een vergelijkbare manier georganiseerd.

Of hij graag nog een ander onderwerp in de benchmark ziet? “Ik ben wel benieuwd hoe wij eruit zouden komen op het gebied van Overhead. De algemene aanname is dat eenpitters minder overheadkosten hebben. Dat kan ik echter onvoldoende onderbouwen met betrouwbare gegevens.”

Omvang

Slangen vergelijkt zijn schoolbestuur graag met schoolbesturen met een vergelijkbare organisatievorm, dus eenpitter, waarbij hij bovendien ook op omvang zou willen selecteren. “Een eenpitter of klein bestuur met slechts 100 leerlingen heeft voor mij geen vergelijkingswaarde, die heeft namelijk met andere uitdagingen te maken,” licht de schoolbestuurder toe.

Een vergelijkingsgroep die voor hem ook interessant is, is ‘gemeente’. “Niet zozeer provincie, wat voor mij telt is met name de vergelijking met andere schoolbesturen in dezelfde gemeente (Breda). En in navolging op mijn wens om op omvang te selecteren, ben ik een voorstander van de mogelijkheid van vergelijken op maat,” besluit Slangen.

Jack Slangen