Dat staat beschreven in artikel 3.1 van de CAO PO en in artikel 7:668a BW.
Sinds de ingang van de WNRA zijn er aanpassingen doorgevoerd in de cao. Er wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen arbeidsovereenkomsten in het openbaar en bijzonder onderwijs. Wel zijn er nog steeds uitzonderingen van artikel 7:668a BW opgenomen in de CAO PO.
Bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst in het primair onderwijs (niet zijnde voor vervangingswerkzaamheden of werkzaamheden voor tijdelijke aard) is het uitgangspunt in principe een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Je kunt de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd éénmaal aangegaan voor maximaal 12 maanden en met uitzicht op vast. In zeer bijzondere situaties kan dit nog eenmaal met 12 maanden verlengd worden.
Als er sprake is van werkzaamheden van tijdelijke aard, dan kunnen arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd aangegaan worden. Op basis van artikel 7:668a BW geldt dat er een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaat zodra een arbeidsovereenkomst 36 maanden geduurd heeft (zonder tussenpozen langer dan een half jaar). Daarnaast is er sprake van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd als er meer dan drie voor bepaalde tijd aangegane overeenkomsten elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van ten hoogste zes maanden. De laatste arbeidsovereenkomst geldt als aangegaan voor onbepaalde tijd.
Voor tijdelijke arbeidsovereenkomsten ten behoeve van vervanging is een uitzondering op deze hoofdregel gemaakt. Pas als opeenvolgende overeenkomsten de termijn van 36 maanden overschrijden of het aantal van 6 overeenkomsten, wordt de arbeidsovereenkomst omgezet in een vast contract.
Bij overeenkomsten uitsluitend ter vervanging van een zieke werknemer die een onderwijsgevende of onderwijsondersteunende functie met lesgebonden of behandeltaken bekleedt, geldt dat er een onbepaald aantal contracten binnen 36 maanden afgesloten kan worden.