Zoeken
Zoekfilters
Type
Thema
Serviceniveau
Is er een mogelijkheid tot (gedeeltelijke) compensatie van de transitievergoeding na twee jaar ziekte?
De transitievergoeding kan vanaf 1 april 2020 door UWV met terugwerkende kracht gecompenseerd worden. UWV vergoedt de transitievergoeding tot en met de dag nadat de twee jaar ziekteperiode voorbij is.
Mag een ouder inzage eisen in de Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) van personeelsleden, vrijwilligers en ingehuurde krachten?
Nee, ouders krijgen geen inzage in de VOG van een personeelslid. Je kunt ouders wel laten weten dat iedereen op school een VOG heeft en dat dit wordt gecontroleerd door de Inspectie van het Onderwijs en accountants.
Is het verplicht om een meldcode kindermishandeling te hebben?
Ja, scholen zijn verplicht om een eigen meldcode ‘Huiselijk geweld en Kindermishandeling’ te hebben. Deze moeten ze gebruiken bij vermoedens van mishandeling. In de meldcode beschrijft een school wie binnen de organisatie wanneer wat op welke wijze doet. Het is een protocol en een stappenplan ineen. De meldcode omvat ook een afwegingskader, dat beschrijft wanneer een melding noodzakelijk is en hoe goede hulp eruit ziet. Ook registratie- en dossiervorming, de rollen en verantwoordelijkheden, een sociale kaart en scholingsplan maken deel uit van de meldcode van de school. De Wet Meldcode verplicht iedere beroepskracht om deskundigheid op te bouwen en op peil te houden. Het is van belang dat scholen structureel scholing aanbieden op dit thema, zodat men signalen tijdig kan opvangen en weet hoe te handelen. De Inspectie van het Onderwijs ziet erop toe dat scholen beschikken over een meldcode en deze op de juiste wijze gebruiken. De Rijksoverheid heeft een toolkit ontwikkeld om beroepskrachten te ondersteunen bij de invoering en het gebruik van een meldcode. Meer informatie is ook te vinden op de website van Augeo.
Mag een leerkracht een leerling bij grensoverschrijdend gedrag vastpakken en naar buiten begeleiden?
Er is onderscheid tussen functioneel fysiek contact en regulerend fysiek optreden. Functioneel fysiek contact is altijd toegestaan. Wanneer een leraar een kind goed op de stoel zet om de juiste schrijfhouding te krijgen, is er sprake van functioneel fysiek contact. Regulerend fysiek optreden, zoals het vastpakken en naar buiten begeleiden van een leerling, is altijd reden tot voorzichtigheid. Maar voorzichtigheid mag geen onveilige situatie veroorzaken. Het is een grijs gebied, maar als regulerend fysiek optreden is gericht op de veiligheid van de leerling, van medeleerlingen of van anderen, dan wordt er geen grens overschreden. Voorwaarde is dat het optreden proportioneel is, dus passend bij de situatie.
Welke antipestprogramma’s zijn officieel goedgekeurd?
Op de website van het Nederlands Jeugd Instituut staat een overzicht van gevalideerde anti-pestprogramma’s. In opdracht van het Ministerie van OCW hebben zij onderzoek gedaan naar de validatie en effectiviteit van anti-pestprogramma’s.
Heeft een werknemer die na langdurige arbeidsongeschiktheid op grond van artikel 3.7 lid 2 CAO PO en artikel 20 lid 6 ZAPO in een lager betaalde functie wordt herplaatst aanspraak op gedeeltelijke transitievergoeding?
De vraag die hier beantwoord moet worden is of een vermindering van het salaris als gevolg van een functiewijziging gelijkgesteld dient te worden met een vermindering van de arbeidsduur. Op basis van het zogenoemde Kolom-arrest kan een werknemer namelijk recht hebben op een gedeeltelijke transitievergoeding indien sprake is van een (substantiële en structurele) vermindering van de arbeidsduur van de werknemer. Geldt datzelfde voor de gevallen waarin de arbeidsduur weliswaar gelijk blijft, maar het salaris lager wordt? In het Kolom-arrest en later in het Sipor-arrest is door de Hoge Raad bepaald dat herplaatsing in een andere passende functie met een lager salaris niet kan worden gelijkgesteld aan gedeeltelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst in de zin van art. 7:673 BW. Een vermindering van salaris (zonder urenverlies) die het gevolg is van herplaatsing geeft dan ook geen recht op een transitievergoeding. Zie voor de uitspraak HR, 17-04-2020, nr. 19/04725
De toekenning van een transitievergoeding is en blijft dus gekoppeld aan de (gedeeltelijke) beëindiging van de arbeidsovereenkomst en staat los van de hoogte van het salaris c.q. het functieniveau.
De overwegingen van de Hoge Raad waren als volgt:
- Met het wettelijke stelsel en het karakter van de transitievergoeding is niet verenigbaar dat aanspraak ontstaat op een gedeeltelijke transitievergoeding bij een inkomensachteruitgang door herplaatsing in een functie met een lager salaris. Herplaatsing in een andere passende functie (zonder urenverlies) is geen vorm van beëindiging als bedoeld in art. 7:673 BW. Een dergelijke herplaatsing door de werkgever wordt in het wettelijke stelsel, blijkens art. 7:669 lid 1 BW in verbinding met art. 7:673 BW, juist gezien als een (in beginsel voorgeschreven) weg om te voorkomen dat de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd.
- Herplaatsing in een andere passende functie is ook niet op een lijn te stellen met gedeeltelijke beëindiging van een arbeidsovereenkomst, zoals bedoeld in de Kolom-beschikking, waarin de Hoge Raad oordeelde dat de werknemer recht heeft op transitievergoeding naar evenredigheid van de vermindering van de arbeidsduur als sprake is van een substantiële (20% of meer) en structurele (van blijvende aard) vermindering van de arbeidsduur. Die wettelijke regeling is niet bedoeld om een vergoeding aan de werknemer toe te kennen voor verlies van inkomen om andere redenen.
- Ter verduidelijking oordeelt de Hoge Raad verder dat als een werknemer een inkomensachteruitgang van ten minste 20% heeft die het gevolg is van de combinatie van een structurele vermindering van de arbeidsduur met minder dan 20% en herplaatsing in een functie met een lager salaris, er evenmin aanspraak op een (gedeeltelijke) transitievergoeding bestaat. In dat geval is immers niet voldaan aan de eis van een substantiële vermindering van de arbeidsduur, zoals bedoeld in de Kolom-beschikking.
Als de werknemer ziek wordt tijdens de proeftijd geldt dan het ontslagverbod uit artikel 7:670 BW?
Op grond van artikel 3.1. lid 6 uit de cao voor primair onderwijs mag, indien de eerste arbeidsovereenkomst bij de werkgever een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is, een proeftijd van maximaal twee maanden worden overeengekomen.
Omdat de proeftijd bedoeld is om beide partijen de mogelijkheid te geven om elkaar gedurende een beperkte periode vrijblijvend uit te proberen, geldt het ontslagverbod niet tijdens proeftijd.
De werknemer mag in de proeftijd ontslagen worden zonder dat de werkgever een opzegtermijn hoeft te hanteren, ook als de medewerker ziek, arbeidsongeschikt of zwanger is, maar dit mag niet de reden van het ontslag zijn. Er worden dus grenzen gesteld aan ontslag tijdens de proeftijd. Een ontslag tijdens de proeftijd kan onder andere in strijd zijn met de beginselen van goed werkgeverschap, bijvoorbeeld als de werkgever onzorgvuldig heeft gehandeld, in geval van ontslag voor aanvang van de proeftijd of bij misbruik van de proeftijd,
Bij misbruik van de proeftijd gaat het om een situatie waarbij de werkgever het dienstverband in de proeftijd beëindigt vanwege een reden die een rechter onredelijk vindt. Uit rechterlijke uitspraken blijkt bijvoorbeeld dat er onder meer sprake kan zijn van misbruik van de proeftijd als de medewerker in feite ontslagen wordt wegens ziekte of zwangerschap.
Als een rechter tot de conclusie komt dat er sprake is geweest van misbruik van de proeftijd, leidt dat niet tot nietigheid van het ontslag. Het ontslag op zich blijft in stand, maar de werknemer heeft recht op een schadevergoeding.