Zoeken
Zoekfilters
Type
Thema
Serviceniveau
In het onderhandelaarsakkoord is afgesproken dat medewerkers in november 2023 een eenmalige uitkering ontvangen. Wanneer heeft een medewerker recht op de eenmalige uitkering?
Om voor de eenmalige uitkering in aanmerking te komen, moet een werknemer in de periode van 1 augustus 2023 tot en met 31 oktober 2023 op enig moment in dienst zijn (geweest). Als een werknemer een fulltime dienstverband heeft en de volledige periode in dienst is, krijgt de werknemer de volledige uitkering. Indien de werknemer bijvoorbeeld alleen de maanden augustus en september in dienst is geweest, dan geldt dat aanspraak kan worden gemaakt op twee derde van het totale bedrag. Verder geldt dat het bedrag naar rato is van de werktijdfactor. Werknemers die op of voor 31 juli 2023 uit dienst zijn getreden, maken geen aanspraak op de uitkering en werknemers die op of na 1 augustus 2023 in dienst zijn getreden, beginnen direct met de opbouw van de uitkering. Werknemers die 1 november uit dienst zijn, maar wel (een gedeelte van) de maanden augustus tot en met oktober heeft gewerkt, hebben wel recht op de eenmalige uitkering.
Als een werknemer na opname van het onbetaald ouderschapsverlof teruggaat in wtf, wordt de omvang van het ouderschapsverlof dan berekend op basis van de oude of de nieuwe werktijdfactor?
De omvang van het (onbetaald) ouderschapsverlof wordt in principe berekend op grond van de werktijdfactor op de dag die voorafgaat aan de ingangsdatum van het verlof. Het ouderschapsverlof wordt berekend op basis van de ‘oude’ werktijdfactor. Wel moet de werknemer erop bedacht zijn dat als hij voor het onbetaald ouderschapsverlof betaald ouderschapsverlof heeft opgenomen de periode van het onbetaald ouderschapsverlof meegeteld wordt om de 'terugtelperiode' te bepalen van het ouderschapsverlof in verband met de mogelijke terugbetalingsverplichting. In art. 8.19a lid 5 CAO PO wordt dat benadrukt, omdat in dit artikellid art. 8.18 CAO PO wordt genoemd, het artikel dat gaat over onbetaald ouderschapsverlof.
Het antwoord op de vraag hangt er dus van af of de werknemer voorafgaand aan het onbetaald ouderschapsverlof nog betaald ouderschapsverlof heeft genoten. De werknemer kan daarin een keuze maken, maar moet wel bedacht zijn op de terugbetalingsregeling.
Wanneer heeft een medewerker recht op de bindingstoelage (art. 6.9 CAO PO)?
Indien een medewerker op 1 augustus van enig jaar wordt betaald in de hoogste trede van een schaal behorend bij een functie waarop de toelage van toepassing is (zie art. 6.9 lid 1 CAO PO), dan geldt dat de medewerker recht heeft op het gehele bedrag aan bindingstoelage (peildatumsystematiek).
De bindingstoelage wordt gedeeltelijk uitbetaald indien de medewerker die in artikel 6.9 lid 6 CAO PO genoemd wordt, gedurende het schooljaar uit dienst treedt én hij de bindingstoelage reeds een keer eerder heeft ontvangen. Dan geldt de zogeheten opbouwregeling waarbij de toelage wordt berekend over de maanden september tot einde dienstverband. Gedeeltelijke uitbetaling van de bindingstoelage geldt niet wanneer sprake is van een interne functiewijziging.
Is een vertrouwenspersoon wettelijk verplicht?
De Tweede Kamer heeft op 23 mei 2023 een initiatiefwetsvoorstel aangenomen dat werkgevers verplicht zijn om een vertrouwenspersoon aan te wijzen. Zodra het wetsvoorstel ingaat is het verplicht voor werkgevers met 10 of meer werknemers om een vertrouwenspersoon aan te wijzen. Dat kan een interne vertrouwenspersoon zijn, maar ook een externe. Het is nog niet bekend wanneer dit wetsvoorstel precies in werking treedt, daarvoor zal het wetsvoorstel eerst gepubliceerd moeten worden in de Staatscourant.
kan een werknemer die verlof geniet (bijvoorbeeld bevallingsverlof) dit verlof opschorten om verlof op te nemen op grond van art. 8.6 CAO PO (kort buitengewoon verlof)?
Nee. In art. 8.6 lid 1 CAO PO is opgenomen dat voor het opnemen van kort buitengewoon verlof, de werkzaamheden moeten samenvallen met één van de in dat artikel genoemde omstandigheden. Wanneer deze omstandigheden zich tijdens het verlof van de werknemer voordoen zijn er geen werkzaamheden die samenvallen met de genoemde omstandigheden en is artikel 8.6 CAO PO niet van toepassing.
Wanneer moet voor toelating van kinderen een onderwijsnummer worden aangevraagd?
Artikel 40b Wet op het primair onderwijs en artikel 8.10 Wet voorgezet onderwijs 2020 regelen wanneer een onderwijsnummer nodig is. Voor toelating van leerlingen zonder persoonsgebonden nummer is het verplicht een onderwijsnummer aan te vragen. Indien ouders aannemelijk maken dat zij geen persoonsgebonden nummer van de leerling kunnen overleggen, meldt het bevoegd gezag binnen twee weken na het besluit tot toelating aan de minister de beschikbare gegevens van de leerling, alsmede zijn adres en woonplaats en, indien aanwezig, het leerlingadministratienummer. U kunt dit doen via DUO zakelijk. De minister verstrekt binnen acht weken na ontvangst van de melding aan het bevoegd gezag het burgerservicenummer van de leerling, dan wel, indien is gebleken dat hem niet van overheidswege een burgerservicenummer is verstrekt, het onderwijsnummer van de leerling. Het onderwijsnummer is een door de minister uitgegeven en aan de leerling toegekend persoonsgebonden nummer.