Zoeken
Zoekfilters
Type
Thema
Serviceniveau
Aan welke voorwaarden dient het toelatingsbeleid van een school te voldoen?
Uit uitspraken volgt dat een toelatingsbeleid van een school in ieder geval dient te voldoen aan een aantal beginselen:
- transparantie;
- kenbaarheid;
- non-discriminatie;
- consequente toepassing.
In een brief van de minister van 17 maart jl. wordt aandacht gevraagd voor de transparantie en kenbaarheid. Het is belangrijk dat voor ouders en leerlingen helder is wat de formele procedure van een school is rondom toelating op het moment dat zij zich oriënteren op de schoolkeuze voor hun kind. Wij adviseren schoolbesturen om het toelatingsbeleid duidelijk kenbaar te maken op de website en in de schoolgids. Daarnaast is het van belang om het toelatingsbeleid consequent toe te passen en schriftelijk met ouders van leerlingen te communiceren over de voorwaarden van het door de school gehanteerde toelatingsbeleid.
Mag een schoolbestuur investeren in het eigen schoolgebouw of geldt hiervoor een investeringsverbod?
In de Wet op het primair onderwijs is een bepaling opgenomen die het moeilijk maakt voor schoolbesturen om te investeren in het eigen schoolgebouw.
Toenmalig staatssecretaris Sharon Dijksma heeft destijds scholen ook formeel verboden te investeren. Achterliggende reden is dat het Rijk van mening is dat de middelen die zij aan de scholen via de lumpsum beschikbaar stellen worden besteed aan het onderwijs zelf. Daarmee werd voorbij gegaan aan het feit dat een investering in het gebouw direct (bijv. beter binnenklimaat) of indirect (bijv. energiebesparing) ook een daadwerkelijke bijdrage kan leveren aan de kwaliteit van het onderwijs. Formeel geldt dit investeringsverbod nog steeds. Wel voert het ministerie een terughoudend sanctiebeleid. In de praktijk vindt alleen terugvordering plaats bij het realiseren van extra vierkante meters (uitbreiding, tijdelijke huisvesting, m2 voor kinderopvang). Een schoolbestuur mag niet investeren in taken die onder de verantwoordelijkheid van de gemeente vallen.
Bij de overheveling van het onderhoud aan de buitenkant veranderde er op dit punt wel het een en ander. De overheveling betekent dat een bestuur sinds 1-1-2015 ook mag investeren in energiebesparende maatregelen en een kwalitatieve verbetering van de gebouwen. Immers het bestuur mag voor alles dat tot de verantwoordelijkheid hoort van het bestuur investeren. Bij de overheveling van het onderhoud is die verantwoordelijkheid voor het beheer en onderhoud uitgebreid tot het gehele gebouw. Dat maakt het dus ook logisch dat het bestuur ook geld mag besteden dat leidt tot kwalitatieve verbeteringen in bijvoorbeeld onderhoud, binnenklimaat en energieverbruik.
Omdat er veel onduidelijkheid bestaat bij schoolbesturen en gemeenten heeft de PO-Raad heeft bij de behandeling van de wet erop aangedrongen duidelijkheid te geven wat wel en niet mag. Bij de kamerbehandeling van de wet heeft toenmalig staatssecretaris Dekker enige duidelijkheid gegeven.
Hieronder vindt u de spelregels zoals die tot nu toe bekend zijn:
1. Onderhoud
Bij onderhoud mag een bestuur investeren in kwalitatieve verbeteringen van het gebouw. Randvoorwaarde is dat de investering zich in een redelijke termijn laat terugverdienen en zich beperkt tot een redelijk bedrag. Een definitie van de 2 begrippen is er niet. Het is aan het bestuur om in redelijkheid hiermee om te gaan.
2. Nieuwbouw
Bij nieuwbouw is het niet toegestaan dat een bestuur een bijdrage levert aan de nieuwbouw van een school voor dat deel waarvoor de gemeente verantwoordelijk is. Dus het kan niet zo zijn dat de gemeente maar een deel van de vergoeding betaalt en het bestuur de rest laat betalen. De gemeente moet minimaal de normvergoeding zoals die in de eigen huisvestingsverordening is vastgelegd vergoeden. Het bedrag moet ook zodanig zijn dat kan worden voldoen aan de eisen van het bouwbesluit. Het schoolbestuur mag wel boven deze normen investeren in het gebouw om bijvoorbeeld een lager energieverbruik of beter binnenklimaat te realiseren. Ook hier onder de voorwaarde dat het gaat om een redelijk bedrag en een redelijke termijn.
3. Renovatie
Bij renovatie wordt het iets ingewikkelder. Zoals bekend is renovatie een begrip dat in de wet niet is geregeld. Formeel is de gemeente nog slechts verantwoordelijk voor (vervangende) nieuwbouw. Renovatie van een gebouw (i.p.v. nieuwbouw) kan echter in het belang zijn van beide partijen. Voor het gemeentebestuur omdat het gaat om een levensduurverlengende activiteit, dat leidt tot lagere lasten dan wanneer nieuwbouw moet worden gerealiseerd. Voor het schoolbestuur omdat renovatie leidt tot een beter gebouw (functioneel en onderhoudstechnisch), minder energiekosten en daarmee dus tot lagere exploitatiekosten. Ook omvat renovatie onderhoudsactiviteiten waarvoor het bestuur sinds 1-1-2015 verantwoordelijk is. Bij renovatie is het dus ook niet onlogisch dat een schoolbestuur een bijdrage betaalt mits dat binnen redelijke grenzen blijft en zich in een redelijke termijn terugverdient.
Belangrijk is dat gemeente en schoolbestuur vroegtijdig goede afspraken maken. Met name de verdeling van de kosten is belangrijk. Daarbij kunnen verschillende verdeelsleutels worden gehanteerd, variërend van een procentuele verdeling tot een verdeling waarbij op elementniveau (gedetailleerde) afspraken worden gemaakt.
4. Renovatie of nieuwbouw
Nog ingewikkelder wordt het wanneer een keus gemaakt moet worden tussen nieuwbouw of renovatie. Immers bij nieuwbouw mag een schoolbestuur niet investeren binnen de normvergoedingen die de modelverordening van de gemeente noemt (zie hiervoor onder 2). Aan de andere kant leidt nieuwbouw ook meestal tot een aanzienlijke kostenbesparing voor het schoolbestuur. De vraag doet zich dan voor of een bijdrage mag worden geleverd aan een dergelijk nieuwbouw project. Nieuwbouw zal voor de gemeente vaak leiden tot hogere lasten, terwijl het voor het schoolbestuur meestal een besparing zal opleveren. Op zich is het dan niet onredelijk dat het schoolbestuur een bijdrage levert. Boven de gemeentelijke normvergoedingen is dat mogelijk (zie punt 2).
Indien de bijdrage van het schoolbestuur leidt tot een lagere bijdrage dan de normvergoeding van de gemeente is dat de vraag. Soms kan dat dus weliswaar redelijk zijn, maar is het wel in strijd met de regels. Een eenduidig antwoord is hier dus niet op te geven.
Voor de accountantscontrole zijn regels opgenomen in het controleprotocol. Deze gaan nog uit van een algeheel investeringsverbod. Dat betekent dat accountants verplicht zijn het jaarverslag melding te maken wanneer een bestuur investeert in het eigen gebouw. Overigens is bekend dat accountants hier verschillend mee om gaan.
OCW heeft een kennisdocument beschikbaar gesteld in aanloop naar de wetswijziging die het investeringsverbod opheft. Hierin is aangegeven waarin een schoolbestuur mag investeren binnen de huidige wetgeving.
Bij welk IQ tellen de resultaten van een leerling niet mee in de eindbeoordeling van de inspectie?
Alleen de resultaten van leerlingen die voldoen aan de ontheffingsgronden tellen niet mee in de eindbeoordeling van de Inspectie. Daaronder vallen zeer moeilijk lerende leerlingen met een IQ onder de 75, leerlingen die minder dan 4 jaar in Nederland zijn en die het Nederlands onvoldoende beheersen en leerlingen met een OPP en een verwachte uitstroombestemming arbeidsmarktgericht of dagbesteding. Deze leerlingen hoeven geen eindtoets te maken, maar het mag wel. Resultaten van alle andere leerlingen tellen wel mee. Vanaf schooljaar schooljaar 2020-2021 nemen so- en sbo-scholen ook verplicht een eindtoets af. Meer informatie over de manier waarop de inspectie leerresultaten beoordeelt, staat beschreven de Regeling Leerresultaten PO.
Wanneer mag de school een tropenrooster instellen?
Het schoolbestuur kan een tropenrooster instellen bij extreem warm zomerweer, bijvoorbeeld met kortere lessen of kortere dagen. De school moet wel het minimum aantal lesuren per schooljaar halen. Lees ook het artikel: Wat te doen bij extreme warmte op school.
Is de school voor en na schooltijd verantwoordelijk voor overstekende kinderen op de openbare weg bij school?
Dat is sterk afhankelijk van de omstandigheden. De school moet zich aantoonbaar inspannen om ouders en leerlingen te wijzen op gevaarlijke omstandigheden in en om de school.
De aansprakelijkheid van scholen en leraren voor schade van hun leerlingen noemen we toezichthouderaansprakelijkheid. De school (toezichthouder) heeft een verhoogde zorgplicht in verband met de bijzondere relatie tussen school en leerlingen. De toezichthoudersaansprakelijkheid staat beschreven in artikel 6:162 BW.
Bij geen of slecht toezicht kan de school aansprakelijk wordem gesteld. Dat toezicht is niet alleen tijdens de lessen, maar ook de periodes buiten de lessen zoals vlak voor en na schooltijd, tijdens pauzes en tussenuren. Meestal wordt 15 minuten voor en na schooltijd gebruikt, maar dat is arbitrair. De school is verplicht haar beleid te evalueren, te inventariseren en te verbeteren met een schoolveiligheidsplan. Hoe beter de school dat doet en zich houdt aan de wettelijke regels, hoe kleiner de kans dat er schade ontstaat. In het geval dat er schade ontstaat, is de kans dat de school en/of haar medewerkers aansprakelijk kan worden gesteld kleiner naarmate de veiligheidsvoorschriften beter zijn ngeleefd. De school kan dan aantoonbaar bewijzen dat er alles aan is gedaan om te voorkomen dat de schade ontstaat.
Wie is wettelijk verantwoordelijk voor het besluit om een leerling wel of niet te laten doorstromen naar het vo na groep 8?
Het antwoord staat in artikel 39 lid 4 van de Wet op het primair onderwijs. De directeur besluit daarover als hij vindt dat een leerling toe is aan het volgen van aansluitend voortgezet onderwijs, mits daar met de ouders (verzorgers) overeenstemming over is.
Valt lunchtijd bij een continuerooster onder onderwijstijd?
Dat is aan de school. Als je daarvoor kiest, hanteert de inspectie deze uitgangspunten:
- De onderwijsactiviteiten tijdens de lunch dienen in overeenstemming te zijn met de wettelijke opdrachten voor het onderwijs (art. 9 van de WPO).
- De onderwijsactiviteiten tijdens de lunch dienen in overeenstemming te zijn met de eigen opdrachten voor het onderwijs die de school zich stelt zijn uitgewerkt in een onderwijsprogramma en staan beschreven in het schoolplan van de school (artikel 12, tweede lid van de WPO).
- In de schoolgids is informatie opgenomen over de wijze waarop de verplichte onderwijstijd wordt benut (artikel 13, eerste lid, onder d van de Wpo).
- Het door de ouders of de leerlingen gekozen deel van de MR moet van tevoren hebben ingestemd met het aanmerken van lunchtijd als onderwijstijd (artikel 13, eerste lid, onder h van de WMS) en met de vaststelling van de schoolgids (artikel 13, eerste lid, onder g van de WMS).
- Ouders moeten worden geraadpleegd voorafgaand aan het nemen van een besluit over het vaststellen van de onderwijstijd (WMS, Art. 15 lid 3).
- Zie ook Lunchtijd en onderwijstijd | Onderwijstijd | Inspectie van het onderwijs (onderwijsinspectie.nl)
Een leerling groep 8 is verhuisd en naar een nieuwe school gegaan. De voormalige school heeft vlak voor de overgang naar nieuwe school het voorlopig schooladvies gegeven. Mag de nieuwe school nu alsnog een ander (hoger) advies geven?
Het voorlopige schooladvies kan nog worden aangepast door de basisschool voordat deze wordt vastgesteld. Er kunnen dus geen rechten aan worden ontleend. Basisscholen moeten vóór 1 maart – dit jaar is dat uitgesteld naar 15 maart (Deadline vaststellen schooladvies uitgesteld naar 15 maart) - een definitief schriftelijk schooladvies geven aan elk kind in groep 8 (artikel 42 lid 2 WPO). De po-school waar de leerling ingeschreven staat registreert uiterlijk op deze datum in BRON wat het schooladvies is. Dus ook al heeft de vorige po-school een advies meegegeven, het is aan de po-school waar de leerling ingeschreven staat. Na deze datum kan het schooladvies alleen worden bijgesteld wanneer op basis van de eindtoets een hoger schooltype wordt geadviseerd dan het schooladvies. Meer informatie over het schooladvies is te vinden op de website Van PO naar VO.