Zoeken
Zoekfilters
Type
Thema
Serviceniveau
Op naar een kansrijker stelsel
In de huidige situatie is de druk op hét selectiemoment in groep 8 veel te groot. Dit verkleint de kansen van kinderen. Nederland moet een kansrijker onderwijsstelsel krijgen dat flexibeler is ingericht en waarin we later selecteren.
Ieder kind moet zich maximaal kunnen ontplooien. Daarom is het belangrijk dat niet al op jonge leeftijd wordt bepaald welk niveau onderwijs een leerling aankan. Er moet een einde komen aan vroegselectie. De PO-Raad en VO-raad zijn voorstander van doorlopende leerlijnen, brede brugklassen en een funderende fase die loopt tot het moment dat een leerling vijftien jaar oud is. Daarna kan gekozen worden voor een beroepsgerichte of academische stroom.
Vrijheid van onderwijs
De vrijheid van onderwijs is de vrijheid om een school te stichten, op basis van de eigen overtuiging. Die vrijheid is uniek en we koesteren die. Scholen en hun besturen zijn zelf verantwoordelijk voor de inrichting van hun onderwijs en het geven van goede onderwijskwaliteit aan ieder kind.
De PO-Raad koestert de vrijheid van onderwijs: scholen en hun besturen zijn zelf verantwoordelijk voor de invulling van hun onderwijs. Hoe zij hun onderwijs inrichten en welke lesmethodes ze gebruiken, is aan de scholen en hun besturen zelf. Zij zijn hierbij ook verantwoordelijk van een goede kwaliteit van onderwijs.
Onderwijskwaliteit is meer dan eindopbrengsten
In de praktijk wordt goed onderwijs vaak nog opgevat als ‘voldoende eindopbrengsten’. Maar niet alles wat onze leerlingen leren en kunnen is in cijfers uit te drukken. Merkbare resultaten zijn minstens zo waardevol.
De PO-Raad vind het belangrijk dat breed naar onderwijskwaliteit wordt gekeken. Hoewel we in de praktijk nog vaak zien dat goed onderwijs wordt opgevat als ‘voldoende eindopbrengsten’, is niet alles wat onze leerlingen doen, in cijfers uit te drukken. School is er ook om leerlingen burgerschapsvorming bij te brengen en aandacht te hebben voor hun sociale en emotionele ontwikkeling.
Verplicht derde uur gym is onhaalbaar en onbetaalbaar
Een wettelijke norm voor het aantal uren dat scholen moeten besteden aan bewegingsonderwijs druist niet alleen in tegen de vrijheid van onderwijs die in de Grondwet is verankerd, maar schiet ook zijn doel voorbij, vindt de PO-Raad. Bovendien is het onhaalbaar en onbetaalbaar.
Een wettelijke norm voor het aantal uren dat scholen moeten besteden aan bewegingsonderwijs druist niet alleen in tegen de vrijheid van onderwijs die in de Grondwet is verankerd, maar schiet ook zijn doel voorbij. Een gezonde leefstijl behelst namelijk veel méér dan een paar uur sport per week. Gezond eten en niet roken bijvoorbeeld. En bewegen moeten kinderen overal: thuis, op school, in de pauze, onderweg naar huis en in de vrije tijd.
Een gezonde leefstijl van kinderen stimuleren, is dan ook een gezamenlijke verantwoordelijkheid van scholen, gemeenten, ouders en de hele maatschappij, vindt de PO-Raad. Een wettelijk verplicht derde uur gym door een vakleerkracht kost bovendien honderden miljoenen euro’s, becijferden onderzoeksbureau Regioplan en het Mulierinstituut. Geld dat er eenvoudig niet is. Daar komt nog bij dat er nú al een tekort aan gymlokalen is. Op dit moment krijgen de meeste leerlingen twee uur gym per week, zoals in 2014 is afgesproken in het Bestuursakkoord met OCW. Dat gebeurt op 90% van de scholen door een bevoegde (vak)leerkracht.
Schoolzwemmen blijft vooral in grote steden van levensbelang
Zonder schoolzwemmen zou één op de vijf kinderen in de grote steden geen zwemdiploma behalen. Belangrijk dus om te behouden in een waterrijk land als Nederland.
In de grote steden is één op de vijf kinderen afhankelijk is van schoolzwemmen voor het behalen van hun A-diploma. Ook onder allochtone kinderen ligt dit percentage hoog. De PO-Raad is dan ook opgelucht dat de twee leerkrachten in de zaak rond het meisje dat verdronk tijdens het schoolzwemmen, zijn vrijgesproken. Het was zeer onwenselijk geweest als scholen door een veroordeling terughoudender zouden worden met schoolzwemmen.
Lumpsum
De lumpsum, de manier waarop het primair onderwijs is Nederland wordt bekostigd, is een groot goed.
Schoolbesturen ontvangen jaarlijks een bedrag van de overheid waarmee ze in overleg met de ouders, personeel en andere stakeholders al hun uitgaven mogen doen. Deze systematiek heet de lumpsum. Eén bedrag waarmee schoolbesturen met hun schoolorganisaties kunnen inspelen op lokale omstandigheden zodat het onderwijs zo goed mogelijk op de leerling kan worden afgestemd. De lumpsum bestaat uit twee afzonderlijke delen: personele en materiële lumpsum.
Diverse onderzoeken hebben uitgewezen dat de lumpsum heeft geleid tot beter en doelmatiger onderwijs en past bij de manier waarop wij het onderwijs in Nederland hebben ingericht. Toch is er ook kritiek omdat niet van iedere euro te volgen is waar deze heengaat terwijl de politiek en samenleving hier wel steeds meer om vragen. De Onderwijsraad concludeerde in haar advies ‘Inzicht en verantwoording van onderwijsgelden’ dat de lumpsum zelf juist goed is voor het onderwijs omdat dit systeem ‘het meeste recht doet aan de autonomie van onderwijsinstellingen en de stabiliteit en continuïteit van bekostiging en onderwijsbeleid waarborgt’.
Toezicht op onderwijskwaliteit
Schoolbesturen zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor de onderwijskwaliteit van hun scholen. Ze houden hier zelf toezicht op met hun medezeggenschapsraden van ouders en leraren. Wanneer scholen laten zien dat hun kwaliteit op orde is, kan de Inspectie van het onderwijs, als extern toezichthouder, meer afstand houden.