Wie is er verantwoordelijk voor goede ventilatie?
Een schoolbestuur moet (als werkgever) in beeld hebben of de ventilatie in de scholen voldoende capaciteit heeft. Voor bestaande bouw geldt een norm van 6dm3/sec/persoon, voor nieuwbouw geldt een norm van 8,5dm3/sec/ persoon. Een indicator van verse lucht is het CO2-gehalte in particles per million (ppm). Hiervoor gelden grenswaarden van 1200ppm voor bestaande bouw en 950ppm voor nieuwbouw. Als het CO2-gehalte in een lokaal een enkele keer boven deze waarden uitkomt, is dit (ook in tijden van Covid-19) niet direct een probleem. Het is vooral een signaal dat er extra gelucht of geventileerd moet worden.
Op de website van Ruimte-OK staat een handreiking over optimaal ventileren in scholen. Ook de app van BOiNK legt uit wat je moet doen als er extra geventileerd moet worden. De PO-Raad adviseert schoolbesturen om elke verblijfsruimte, of ieder geval de lokalen waar het meest zorgen over zijn, te voorzien van CO2- en temperatuurmeters die op het elektriciteitsnet zijn aangesloten, een stoplichtfunctie hebben en continu op afstand uit te lezen zijn. Zo kan inzicht worden verkregen worden of een verblijfsruimte stelselmatig hoge CO2-waarden laat zien. Schoolbesturen ontvangen alleen geld voor het onderhoud van de mechanische ventilatie in de wc en het onderhoud van natuurlijke ventilatie. Na de wetswijziging in 2015 (waarbij onderhoud en aanpassingen werden overgeheveld van gemeenten naar schoolbesturen) mogen zij wel investeren in het verbeteren van het binnenklimaat, mits het geen ingrijpende verbouwing, renovatie of nieuwbouw betreft. Anders moet de gemeente hierin voorzien. Schoolbesturen mogen wel meebetalen, mits naar redelijkheid en billijkheid. Zie ook andere vragen over investeren, investeringsverbod en renovatie.