Zorgen over wetsvoorstel 'verbetering zekerheid flexibele arbeidskrachten'
PO-Raad en VO-raad hebben hun zorgen geuit over de uitwerking van het wetsvoorstel 'verbetering zekerheid flexibele arbeidskrachten' voor het funderend onderwijs. In het voorstel van minister Karien van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) wijzigt de tussenpoos van de ketenregeling van zes maanden naar een administratieve vervaltermijn van zestig maanden. Daarnaast vervalt de mogelijkheid om bij cao van de wettelijke ketenregeling (in zowel de duur van en het aantal contracten) af te kunnen wijken. De PO-Raad en VO-raad geven aan dat hierdoor de continuïteit van het onderwijs in gevaar kan komen.
Door het wijzigen van de tussenpoos van zes maanden als doorbreking van de ketenregeling, naar een administratieve vervaltermijn van zestig maanden probeert de minister het aandeel vaste dienstverbanden en de zekerheid van werknemers te vergroten. Ook de PO-Raad en VO-raad vinden het van belang dat werknemers zekerheid hebben met betrekking tot hun functie en inkomen. Het primair en voortgezet onderwijs kennen echter al een groot aandeel vaste dienstverbanden. Een vast contract is het uitgangspunt in de cao's van beide sectoren. Dit heeft tot gevolg dat het totaal aantal vaste dienstverbanden in het primair onderwijs 85% en in het voortgezet onderwijs 80% van het aantal fte betreft (in 2022).
Daarbij is het voor het basis en voortgezet onderwijs onvermijdelijk om te kiezen voor het inzetten van korte tijdelijke dienstverbanden voor vervanging, anders dan vanwege ziekte van een werknemer die een onderwijsgevende of onderwijsondersteunende functie met lesgebonden of behandeltaken bekleedt. De wettelijke uitzondering voor vervanging wegens ziekte van een werknemer die uitsluitend lesgebonden- en/of behandeltaken heeft blijft wel bestaan. Voor de continuïteit van het onderwijs is het echter belangrijk dat ook andere werknemers goed vervangen kunnen worden. Werkgevers moeten dan ook leerkrachten tijdelijk kunnen vervangen. Bijvoorbeeld in de situatie dat een zwangere leraar zwangerschaps- en bevallingsverlof opneemt of een leraar die (aanvullend) geboorteverlof opneemt.
Doordat de vervanging vaak voor kortere periodes noodzakelijk is en er weinig docenten in de vervangingspool zitten, is er in artikel 3.1 lid 4 CAO PO voor gekozen om af te wijken van de huidige wettelijke ketenregeling. Zonder deze afwijking wordt voorzien dat de pool met beschikbare leraren aan wie een tijdelijke arbeidsovereenkomst aangeboden kan worden te gering, waardoor leerlingen geen les kunnen krijgen van een bevoegde leraar. Met het nieuwe wetsvoorstel is deze afwijking niet meer mogelijk en komt de continuïteit van het onderwijs voor de leerlingen in gevaar.
Lees hier de volledige reactie van de PO-Raad en VO-raad