Een koers voor 2024
Hoera! Eindelijk aandacht voor onderwijs! Dat dacht ik een week of twee voor de verkiezingen even. Onderwijs was in het nieuws. Maar het ging maar over één ding: de mobieltjes. Het feit dat het primair onderwijs zich aansloot bij de afspraken in het voortgezet onderwijs over mobieltjes in de klas was een ‘101-tje’ waard. Voor de jongere lezers: we hebben het over de voorpagina van Teletekst.
Zo haalden ook allerlei andere onderwijsgerelateerde initiatieven het nieuws de afgelopen jaren. De voltijdsbonus. Een jaar lang subsidie voor schoolmaaltijden. Een heleboel eenmalig geld voor corona-achterstanden. Een wet om personeelsbeleid af te dwingen. Een forse uitbreiding van de inspectie om scholen beter te kunnen controleren. ‘Basisteams’ die vanuit het ministerie naar de scholen komen om ze te helpen met basisvaardigheden.
De lijst is eindeloos. Ze hebben twee dingen gemeen: (1) de initiatieven zijn mediageniek en (2) het is vraag of ze wezenlijk bijdragen aan goed onderwijs voor álle kinderen.
Blijkbaar waren andere onderwerpen in de rest van de verkiezingscampagne belangrijker, want het is in het geheel niet over de grote vraagstukken in het onderwijs gegaan. Terwijl we het over de toekomst van ons land zouden moeten hebben. En als één ding bepalend is voor die toekomst, dan is het wel de kwaliteit van ons onderwijs.
Wat we heel hard nodig hebben is een breed gedeelde maatschappelijke visie op de toekomst van ons onderwijs, gedragen door de politiek en overheid enerzijds en de onderwijssector anderzijds.
Van de onderwijssector mag verwacht worden dat deze alles op alles zet, en daar is nog veel te doen. We moeten investeren in leiderschap, in professionaliteit, we moeten de enorme versnippering in onze sector te lijf gaan. Beter leren samenwerken, tussen scholen, binnen de regio, tussen werkgevers en werknemers. Met hoge verwachtingen: van onze leerlingen, van onze teams, van elkaar.
Van de zijde van de overheid en de politiek is een wezenlijk andere koers nodig. Niet zozeer een andere politieke koers; de richting die we zoeken zou voor meerdere kabinetsperiodes moeten gelden en heeft brede politieke steun nodig. Onderwijs is immers geen linkse of rechtse hobby. Goed onderwijs is wezenlijk voor iedereen in Nederland ongeacht zijn of haar overtuigingen, of die van zijn of haar ouders of grootouders.
Nee, die andere koers gaat veel meer over de wijze waarop ons landsbestuur zou moeten functioneren: goed bestuur, stabiel, op de lange termijn gericht, geen hijgerige interventies in reactie op plotselinge incidenten. Heldere doelen, in samenspraak tussen overheid, publiek en sector geformuleerd en daar gewoon eens meerdere kabinetsperiodes aan vasthouden. Duurzaam investeren, alleen gedisciplineerd en doelgericht naar het subsidie-instrument grijpen. Zekerheid en duidelijkheid bieden.
Met een Grote Vereenvoudiging als startpunt: stapsgewijs overbodige, averechts werkende en intern tegenstrijdige regelgeving te lijf gaan. De hoge muren tussen primair en voortgezet onderwijs, kinderopvang en zorg slechten.
Hoe ziet die koers er inhoudelijk uit? Opvallend is dat de afgelopen weken, ná de verkiezingen, veel goede ideeën in het nieuws kwamen. Deels in reactie op de voor ons land alarmerende uitkomsten van PISA.
Natuurlijk hoorden we de nodige stoere geluiden: meer controle, meer toezicht, meer toetsen, stevig ingrijpen. Of één schakel in ons onderwijssysteem de schuld geven en de suggestie wekken dat alle problemen als sneeuw voor de zon verdwijnen als die maar aangepakt wordt.
Maar die geluiden voerden niet de boventoon. Er was ruimte voor nuance, voor verbinding. En daarmee voor cruciale elementen van de koers waar we naar op zoek moeten.
Het is evident dat een groot deel van de dalende onderwijsopbrengsten te verklaren is uit de grote en groeiende personeelstekorten. Deze tekorten zijn niet eenvoudig op te lossen, al was het maar omdat ze nu in vrijwel alle – zeker ook publieke – sectoren voorkomen en we de demografische ontwikkeling tegen ons hebben. Maar je kunt wel heel veel doen om die tekorten aan te pakken. De oproep van de bonden en werkgevers in het onderwijs om tot een deltaplan te komen bevat veel nuttige, onderling samenhangende voorstellen.
In aanvulling daarop hebben waardevolle inzichten over wat nu en de komende jaren nodig is de opiniepagina’s weten te bereiken. Een mooi voorbeeld is de recente bijdrage van zestien prominente Nederlandse wetenschappers, zoals Iliass el Hadioui en Inge de Wolf, in de Volkskrant. Ze pleiten voor kennisrijk onderwijs en verwijzen onder meer naar de Kwaliteitswaaier van de Kennistafel Effectief Leesonderwijs. Kernpunt is dat je niet op de vierkante millimeter bezig moet met begrijpend lezen, maar dat je langdurig investeert in brede kennis van kinderen. Met als bijkomende effect dat je het leesplezier er niet uitramt, zoals nu vaak gebeurt, maar bevordert.
Dat dit in de praktijk echt kan laat diezelfde krant zien in een mooi portret van de Alan Turingschool in Amsterdam. Geen apart vak begrijpend lezen, maar investeren in thematisch onderwijs: een thema centraal stellen en dan de leesvaardigheid integreren in vakken als geschiedenis en aardrijkskunde. Met veel meer leesplezier en indrukwekkende resultaten tot gevolg.
Ook op veel andere plekken in het land zien we terug dat een andere aanpak en goed (school)leiderschap tot verbluffende resultaten kan leiden, ook onder kwetsbaarder kinderen. Zo tonen Teun Dekker en Berdi de Jonge in respectievelijk Roosendaal en Eindhoven aan dat het wel degelijk mogelijk is om tegelijkertijd tot inclusiever en effectiever onderwijs te komen.
De voorstellen voor een deltaplan, gecombineerd met de inzichten uit de wetenschap, bevatten voldoende basiselementen voor een nieuwe, duurzame en breed gedragen onderwijskoers. De voorbeelden van verschillende scholen laten zien dat het ook een realistische koers kan zijn.
Als we het over een nieuwe koers voor het onderwijs hebben moeten we wel stilstaan bij de publieke waarde ervan. El Hadioui cs. wijzen erop dat de markt voor leermiddelen en onderwijsondersteuning ondoorzichtig is; er is geen goed zicht op de kwaliteit ervan. Grote artikelen in De Groene en Trouw maakten pijnlijk duidelijk waar dat toe kan leiden: scholen verliezen hun grip op de onderwijsinhoud.
Mijn hoop voor 2024 is dat we een begin kunnen maken met een andere, meer gemeenschappelijke koers voor het onderwijs als publieke sector.
Mijn voornemen voor 2024 is dat ik mijn uiterste best ga doen om daaraan bij te dragen.